Een voegwoord plakt woorden of zinnen aan elkaar.
• twee woorden met een voegwoord ertussen:
Wil je een kroket of een frikandel bij je patat?
• twee woordgroepen met een voegwoord ertussen:
De blije winnaar en de teleurgestelde verliezer.
• twee zinnen met een voegwoord ertussen:
Wil je een ijsje of heb je liever een broodje hamburger?
Voegwoorden zijn bijvoorbeeld:
En, maar, of, want, dus, omdat, hoewel, als, terwijl, nadat, voordat, zodat, sinds, totdat, zoals, alsof, dan, toen, sinds, zodra.