Standaard

Welkom!
- Doe je telefoon in de
    telefoontas
- Leg je boeken op tafel
- Zet je tas op de grond
- Leg je etui of je  pennen op
    tafel



1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
- Doe je telefoon in de
    telefoontas
- Leg je boeken op tafel
- Zet je tas op de grond
- Leg je etui of je  pennen op
    tafel



Slide 1 - Tekstslide

Today's planning:
De planning van vandaag:
08:30 - 08:40: Projectweek omschrijving
08:40 - 08:45: Nakijken huiswerk
08:45 - 08:55: Uitleg
08:55 - 09:15: Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Projecten
Hotspot: Toneelgroep Playback komt de hele week op het Huygens College om aan alle tweedeklasleerlingen de theatervoorstelling Hotspot te geven. Een pittige voorstelling over groepsdruk en hoe je heel gemakkelijk verleid wordt om deel te nemen aan dingen die niet handig en verstandig zijn. Maar hoe pak je dat nou aan? De acteurs nemen je mee in die zoektocht. Het is lachen, schrikken en verbazen. Uiteindelijk zijn het de leerlingen van het Huygens College die tot
een oplossing komen.

Slide 3 - Tekstslide

Projecten
Kerstontbijt: De klassen sluiten 2021 af met een gemeenschappelijke kerstontbijt. Leerlingen nemen zelfgemaakte (of gekochte) lekkernijen mee. Ze richten het lokaal sfeervol in, buiten is het nog donker en ze genieten van het ontbijt. Wellicht is er nog een mooie kerstgedachte of terugblik op het eerste half jaar. De school zorgt voor tafelkleden, bestek, bekers, bordjes en
drinken. Aan het einde van het ontbijt is de bekendmaking van de prijzen en kunnen die opgehaald worden in de aula.

Slide 4 - Tekstslide

Projecten
Mediawijsheid: Een gastdocent van de bibliotheek laat je nadenken over het gebruik van sociale media. Wat is handig om wel te doen en wat niet; veiligheid en privacy staat daarin centraal.

-Sportdag: Alle tweede klassen hebben tegelijkertijd in twee sportzalen een trefbalspel. Tijdens de gymlessen wordt er al geoefend. Het is fijn om dit schooljaar sportief en ontspannen af te sluiten. Spelplezier, samenspelen en doorzettingsvermogen staan hierbij centraal.

Slide 5 - Tekstslide

Hot Spot
https://www.youtube.com/watch?v=vhT5-3LXLB4

Slide 6 - Tekstslide

Nabespreken huiswerk



  Opdracht 1
     1 zal = hww;                 worden = kww
     2 zijn = hww;               geweest = kww
     3 is = hww;                   gedaan = zww
     4 worden = hww;       verkocht = zww

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 2
'


1 schijnt = hww;                  bevatten = zww
2 werd = hww;                     opgemerkt = zww
3 bleek = hww;                    zijn = kww
4 zijn = hww;                        staken = zww
5 zou = hww;                        blijven = kww
6 is = kww

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 4

Slide 9 - Tekstslide

(1) Om (vz) half vier ruk ik me eindelijk (bw) los van (vz) mijn telefoon. (2) Mijn (bez.vnw) vingers zijn (hww) veranderd (zww) in een (olw) soort dode (bn) takjes – nog even en mijn touchscreen (zn) herkent me (pers.vnw) niet meer als mens (zn). (3) Ik (pers.vnw) ben zeker anderhalf uur van huis en moet nu echt (bw) beginnen aan de (blw) terugtocht. (4) Anders ben (zww) ik niet (bw) vóór donker terug.
(5) Terwijl ik door (vz) de grijze (bn) stad loop en weer mechanisch (bw) popcorn (zn) eet, denk ik aan de verwoestingen waarover ik heb gelezen. (6) Ik denk aan (vz) de foto’s van water dat metrostations in spuit en van mensen die alles verloren hebben.
(7) Want orkaan (zn) Sandy viel dus (bw) niet mee.

(1) Om (vz) half vier ruk ik me eindelijk (bw) los van (vz) mijn telefoon. (2) Mijn (bez.vnw) vingers zijn (hww) veranderd (zww) in een (olw) soort dode (bn) takjes – nog even en mijn touchscreen (zn) herkent me (pers.vnw) niet meer als mens (zn). (3) Ik (pers.vnw) ben zeker anderhalf uur van huis en moet nu echt (bw) beginnen aan de (blw) terugtocht. (4) Anders ben (zww) ik niet (bw) vóór donker terug.
(5) Terwijl ik door (vz) de grijze (bn) stad loop en weer mechanisch (bw) popcorn (zn) eet, denk ik aan de verwoestingen waarover ik heb gelezen. (6) Ik denk aan (vz) de foto’s van water dat metrostations in spuit en van mensen die alles verloren hebben.
(7) Want orkaan (zn) Sandy viel dus (bw) niet mee.

Slide 10 - Tekstslide

Koppelwerkwoord
Het verschil tussen een zelfstandig werkwoord en een koppelwerkwoord is het volgende.

1. Een zelfstandig werkwoord doet iets, geeft een handeling aan.
2. Een koppelwerkwoord  is iets. Geeft een eigenschap of toestand aan het onderwerp. 

Kijk maar eens mee:

Slide 11 - Tekstslide

Koppelwerkwoord
De flat tegenover ons huis wordt gesloopt. 
- wordt gesloopt - belangrijkste werkwoord = gesloopt, gesloopt geeft duidelijk aan dat er iets gebeurt. Er is een handeling. Is dus ZWW. 

De flat tegenover ons huis wordt erg mooi. 
- wordt - belangrijkste werkwoord is wordt. Er gebeurt niet iets. De flat = iets. Je kan het koppelwerkwoord in deze zin dus veranderen in =-teken. In dat geval is het een koppelwerkwoord. 


Slide 12 - Tekstslide

Koppelwerkwoord
De koppelwerkwoorden zijn:

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen + heten, dunken en voorkomen

ZWABBELS + HDV 
(deze werkwoorden zijn niet altijd meteen een kww)

Slide 13 - Tekstslide

Do the exercises
timer
20:00
Aan de slag!
Wat?
Hoe?

Tijd?
Hulp?

Klaar?

Resultaat?
Opdracht 5 (blz 63) & 1 t/m 5 (blz 94-95)
Je mag fluisteren. Als het te luid wordt, gaan jullie 5 minuten in stilte werken.  
20 minuten (Timer)
Vraag hulp aan je buurman of buurvrouw.  Wanneer die het ook niet weet, steek je je vinger op. Ik help je dan.
Je antwoorden neem je morgen mee naar school. Morgen bespreken we ze na. 
Maak zelf 5 zinnen met een hulpwerkwoord en een koppelwerkwoord. 

Slide 14 - Tekstslide

Grammatica

Slide 15 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
- zelfstandig naamwoord
- bijvoeglijk naamwoord
- lidwoorden
- aanwijzend voornaamwoord
- vragend voornaamwoord
- voorzetsel
- bijwoord
- hulpwerkwoorden
- zelfstandige werkwoorden
nieuw: Koppelwerkwoorden


Grammatica zinsdelen

- persoonsvorm
- werkwoordelijk gezegde
- onderwerp
- lijdend voorwerp
- meewerkend voorwerp
- bijwoordelijke bepaling

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag!
Voordat ik uitleg ga geven over nieuwe onderdelen. Herhaal je de onderdelen van vorig jaar:

- zelfstandig naamwoord & lidwoorden, opdracht 1 (blz. 258)
- bijvoeglijk naamwoord, opdracht 2 (blz. 259)
- zelfstandig werkwoord & hulpwerkwoord, opdracht 3 (blz. 260)
- aanwijzend & vragend voornaamwoord, opdracht 4 (blz. 260)
- voorzetsel, opdracht 5 (blz. 261)
- bijwoord, opdracht 6 (blz. 261)





Slide 17 - Tekstslide

Grammatica
waar denk je aan?

Slide 18 - Tekstslide

In totaal kennen we:
lw = de, het, een (blw = de, het) (olw = een)
znw = PLADIMEDINA (planten, dieren, mensen dingen en namen), je kan er de/het of een voorzetten. 
bnw = bijvoeglijke naamwoorden (zegt iets over znw) dat mooie huis
vz = (...de kast of ... het kooitje of ... het feestje) (in, naast, op, tijdens, van, etc)
aanw. vnw = wijst iets aan (deze, die, dit, dat, zulke, zo'n, dezelfde, hetzelfde
vr. vnw = wie, wat welke en wat voor één?  


Slide 19 - Tekstslide

In totaal kennen we:
ww = werkwoorden

Dit leek natuurlijk de makkelijkste woordsoort, maar... Nederlands zou Nederlands niet zijn als ze ook deze categorie weer kunnen verdelen in twee soorten. Hier hebben we het vorig jaar ook over gehad!

- hulpwerkwoorden
- zelfstandige werkwoorden

Slide 20 - Tekstslide

Je kent als het goed is...
- hulpwerkwoorden
Hulpwerkwoorden helpen het zelfstandige werkwoord in de zin. Je zou ze eventueel weg kunnen laten. 
- zelfstandige werkwoorden. 
Zelfstandige werkwoorden zijn de belangrijkste werkwoorden in de zin. Je kan ze niet weglaten! 


Zelfstandige werkwoorden staan meestal aan het einde van de zin (als er een voltooid deelwoord in de zin staat, is dit het zelfstandig werkwoord)

Slide 21 - Tekstslide

Kijk maar even mee...
  • Ik heb gisteren gefietst. 
  • Het belangrijkste werkwoord is gefietst.
  • Je zou namelijk ook kunnen zeggen: Ik fietste gisteren. 
  • heb = hww en gefietst = zww
  • Maaike en Mirjam liepen door de stad
  • Er staat maar 1 werkwoord in deze zin (als er maar één werkwoord in de zin staat, is dat het zww)
  • Liepen = zww 

Slide 22 - Tekstslide

En in deze zinnen?
Vandaag ben ik begonnen met het huiswerk van geschiedenis.

Vanwege een ongeluk is de rechterrijbaan afgesloten.

Ik ga altijd op de fiets naar school. 

Mijn kat Pien ligt graag te slapen in de vensterbank. 

Slide 23 - Tekstslide