Grammatica koppelwerkwoord of hulpwerkwoord

Lesdoel


Je leert het onderscheid tussen het koppel- en hulpwerkwoorden.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel


Je leert het onderscheid tussen het koppel- en hulpwerkwoorden.

Slide 1 - Tekstslide

Het werkwoordelijk gezegde (wg)


Dit zinsdeel is een uitbreiding op de persoonsvorm (pv) en zegt wat iemand (het onderwerp) 'doet' of wat er 'gebeurt'

                           
                         

Slide 2 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde vertelt over WAT het onderwerp IS / WORDT OF BLIJFT.

Vb. Zij is verliefd.
Pv= is
Ng= is verliefd -> is = werkwoordelijk deel van het gezegde
                                     verliefd = naamwoordelijk deel van het gezegde


Slide 3 - Tekstslide

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen

Een zin met een naamwoordelijk gezegde heeft altijd een koppelwerkwoord. 

Een koppelwerkwoord koppelt het eigenschap aan het onderwerp.

Slide 4 - Tekstslide

Het naamwoordelijk gezegde

Slide 5 - Tekstslide

Een zin heeft een werkwoordelijk gezegde.

                                      OF !!!

Een zin heeft een naamwoordelijk gezegde.

Slide 6 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Maak in stilte opdracht 1, 2, 4 (blz. 60 en 61)
Na 10 minuten bespreken we de opdracht klassikaal.

Huiswerk wordt opdracht 3 en 5 (61)
timer
20:00

Slide 7 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 1 - blz. 60
1 zal = hww; worden = kww
2 zijn = hww; geweest = kww
3 is = hww; gedaan = zww
4 worden = hww; verkocht = zww

Slide 8 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 2 - blz. 60
1 schijnt = hww; bevatten = zww
2 werd = hww; opgemerkt = zww
3 bleek = hww; zijn = kww
4 zijn = hww; staken = zww
5 zou = hww; blijven = kww


Slide 9 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 3 - blz. 61

a lw – bn – zn – hww – lw – bw – bn – zn – zww
De nieuwe bewoners hebben de erg oude woning opgeknapt. 

b vz – lw – zn – hww – lw – zn – bn – kww
In het overleg zal de voorzitter dominant zijn.



Slide 10 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 3 - blz. 61

c pers.vnw – kww – bw – lw – bn – zn
Jullie zijn ongetwijfeld de sportiefste verliezers.

d vr.vnw – hww – bez.vnw – bn – zn – hww – zww?
Wie zou mijn grappige foto’s willen zien?


Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 4 - blz. 60
1 juist
2 onjuist
3 onjuist
4 onjuist


Slide 12 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 5 - blz. 60
(1) Om (vz) half vier ruk ik me eindelijk (bw) los van (vz) mijn telefoon. 

(2) Mijn (bez.vnw) vingers zijn (hww) veranderd (zww) in een (olw) soort dode (bn) takjes – nog even en mijn touchscreen (zn) herkent me (pers.vnw) niet meer als mens (zn). 

Slide 13 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 5 - blz. 60
(3) Ik (pers.vnw) ben zeker anderhalf uur van huis en moet nu echt (bw) beginnen aan de (blw) terugtocht. 

(4) Anders ben (zww) ik niet (bw) vóór donker terug.

Slide 14 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 5 - blz. 60
(5) Terwijl ik door (vz) de grijze (bn) stad loop en weer mechanisch (bw) popcorn (zn) eet, denk ik aan de verwoestingen waarover ik heb gelezen. 

(6) Ik denk aan (vz) de foto’s van water dat metrostations in spuit en van mensen die alles verloren hebben.

Slide 15 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 5 - blz. 60

(7) Want orkaan (zn) Sandy viel dus (bw) niet mee.

Slide 16 - Tekstslide

Het werkwoordelijk gezegde (wg)
Het werkwoordelijk gezegde is: 
  • de persoonsvorm en andere werkwoorden in de zin. 
Wachtend op de bus/ ging/ Ellen/ alvast/ haar geschiedenistoets/ leren.
pv= 
ow= 
wg= 
bw=. 

Slide 17 - Tekstslide

Het werkwoordelijk gezegde (wg)
Wachtend op de bus/ ging/ Ellen/ alvast/ haar geschiedenistoets/ leren.
pv= ging
ow= Ellen
wg= ging leren
lv= haar geschiedenistoets
bw= alvast
*Wachtend is een onvoltooid werkwoord en hoort NIET bij het werkwoordelijk gezegde!

Slide 18 - Tekstslide

Het werkwoordelijk gezegde (wg)
Het werkwoordelijk gezegde is: 
  • het woord te of aan het voor een werkwoord staat.
Achter zijn villa/ ligt/ de beroemde acteur/ in een hangmat/ te lezen.
pv= 
ow=
wg=
bw=

Slide 19 - Tekstslide

Het werkwoordelijk gezegde (wg)
Het werkwoordelijk gezegde is: 
  • het woord te of aan het voor een werkwoord staat.
Achter zijn villa/ ligt/ de beroemde acteur/ in een hangmat/ te lezen.
pv= ligt
ow= de beroemde acteur
wg= ligt te lezen
bw= achter zijn villa, in een hangmat

Slide 20 - Tekstslide

Zelf aan de slag 
Maak opdracht 1, 2, 3 en 4 op blz. 59. 

Over 10 minuten bespreken we opdracht 1 en 2. De rest is huiswerk voor woensdag.
timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde

Slide 22 - Tekstslide