3KC - Lezen

Hoofdstuk 4
Lezen

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4
Lezen

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we 
vandaag doen?
  • Uitleg over verbanden en signaalwoorden

  • Aan de slag met een 'gatentekst'

  • De gatentekst nakijken;

  • De les afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Dit kan/ken ik aan het einde van deze les:
  • Ken je de drie soorten tekstverbanden;
  • Weet je wat er van je verwacht wordt m.b.t. het Anne Frank project.


Slide 3 - Tekstslide

De vorige les:
Hebben we verbanden en signaalwoorden herhaald d.m.v. een quiz

Slide 4 - Tekstslide

Het Anne Frank Project
  •  De komende periode gaan alle derdejaars leerlingen bij Nederlands 'Het Achterhuis lezen';

  • Hierbij horen ook verschillende opdrachten die je onder het lezen gaat maken.

  • Morgen gaan we beginnen met het lezen van 'Het Achterhuis'.

Slide 5 - Tekstslide

Waarom het Anne Frank Project?
  • Jullie ervan bewust te maken dat de Tweede Wereldoorlog ook in Winschoten heeft plaatsgevonden;

  • Je na te laten denken wat het voor jou betekend om in vrijheid te leven;

  • Om je een belangrijk boek te laten lezen, wat het verdiend om gelezen te worden.

Slide 6 - Tekstslide

Het Anne Frank Project
  •  Op vrijdag 13 mei staat er een stadswandeling op het programma, waarin je verschillende oorlogsmonumenten rondom Winschoten gaat bezoeken.

  • 's middags staat er een film op het programma in 'De Klinker'.

  • De tijden exacte tijden worden t.z.t bekend gemaakt.

Slide 7 - Tekstslide

Het Anne Frank Project Conclusie:
Bij Nederlands gaan we morgen beginnen met het lezen van 'Het Achterhuis' en het maken van de hierbij behorende opdrachten.

Op 13 mei staat er een supertoffe/leerzame dag op het programma met verschillende activiteiten. 

Om alvast in de sfeer te komen, gaan we deze les een aflevering van 'Het videodagboek van Anne Frank' kijken.

Slide 8 - Tekstslide

Een signaal
Stel je voor: Je ligt op bed, en je lampen zijn uit. Je smartphone ligt op je nachtkastje. Je scherm geeft ligt, en je krijgt een melding dat je een bericht hebt binnen gekregen op 'Whatsapp'. 

Met andere woorden:
Je telefoon geeft een signaal. Namelijk dat je een appje hebt ontvangen

Slide 9 - Tekstslide

Een signaal
Stel je voor: Je hebt rijles, en je rij instructeur vraagt je een straat in te rijden. Je ziet het onderstaande verkeersbord.

Slide 10 - Tekstslide

Dit zijn signaalwoorden
Net zoals een telefoon je een signaal stuurt, en verkeersborden iets vertellen over de verkeerssituatie hebben we woorden die ons iets vertellen over een tekst. 

Deze woorden heten 'signaalwoorden'.

Slide 11 - Tekstslide

Dit zijn signaalwoorden
Er zijn verschillende soorten signaalwoorden:

We hebben signaalwoorden die ons iets vertellen over tijd; 

We kennen ook de oorzaak-gevolg signaalwoorden;

En tot slot hebben we de voorwaarde.

Slide 12 - Tekstslide

Dit zijn signaalwoorden
Tijdsvolgorde:
Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, dadelijk, terwijl, intussen, tijdens, inmiddels, sinds.

Slide 13 - Tekstslide

Dit zijn signaalwoorden
Tijdsvolgorde:
Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, dadelijk, terwijl, intussen, tijdens, inmiddels, sinds.

Maak een zin met het signaalwoord van een tijdsvolgorde.

Slide 14 - Tekstslide

Dit zijn signaalwoorden
Oorzaak-gevolg
Daardoor, doordat, zodat, de oorzaak hiervan is, waardoor, ten gevolge van.

Bijvoorbeeld:
Doordat Fabian honger had, ging hij een kroket kopen, zodat zijn honger was gestild.

Slide 15 - Tekstslide

Dit zijn signaalwoorden
Oorzaak-gevolg
Daardoor, doordat, zodat, de oorzaak hiervan is, waardoor, ten gevolge van.

Bedenk een zin met een oorzaak-gevolg signaalwoord. 

Slide 16 - Tekstslide

Dit zijn signaalwoorden
Voorwaarde
Als ..., (dan), indien, tenzij, mits

Als je een vraag hebt, dan steek je je vinger op.

Slide 17 - Tekstslide

Dit zijn signaalwoorden
Voorwaarde
Als ..., (dan), indien, tenzij, mits

Als je een vraag hebt, dan steek je je vinger op.

Maak een zin met het signaalwoord van een voorwaarde. 

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag met:
  • H4 Lezen Opdr. 1 & 2;
  • Of het afmaken van je c.v.

Hoe? Per stencil, in tweetallen.

Vragen:
Ik loop door het lokaal om je vraag te beantwoorden. Ik kom vanzelf bij je 
langs.

Wat te doen als je klaar bent:
  • Bekijken beoordeling presenteren;


Voor hoe lang?




Groen: Overleggen met je klasgenoten mag. Heb je vragen? Wacht op de docent, of vraag je klasgenoot.
Oranje: We werken op fluisterniveau, vragen? Wacht op de docent.
Rood: We zijn stil aan het werk. Je vragen mag je op een later moment stellen.



timer
1:00

Slide 19 - Tekstslide

Na vandaag:
  • Ken je drie nieuwe soorten tekstverbanden en de bijbehorende signaalwoorden
  • Heb je een gatentekst gemaakt,
  • En nagekeken.

Slide 20 - Tekstslide

Na vandaag:
  • Wie weet nog welke tekstverbanden we vandaag hebben behandeld?
  • Wie kan de daarbij behorende signaalwoorden benoemen?

Slide 21 - Tekstslide

De volgende les:
Gaan we aan de slag met hoofdstuk 5 Lezen.

Slide 22 - Tekstslide