21-22 / Herhalingsles herkansing 2hvsa

Goederenstroom en voorraadbeheer
Herhalingsles met oefenstof uit Goederenstroom en voorraadbeheer / herkansing 2HVSA
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
RetailMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Goederenstroom en voorraadbeheer
Herhalingsles met oefenstof uit Goederenstroom en voorraadbeheer / herkansing 2HVSA

Slide 1 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van emballage

Slide 2 - Open vraag

Antwoord
Bijvoorbeeld:
  • Pallets
  • Kratjes waar bijvoorbeeld groente in wordt geleverd
  • Statiegeldflessen

Slide 3 - Tekstslide

Noem twee geleidedocumenten

Slide 4 - Open vraag

Antwoord
Vrachtbrief
Pakbon

Slide 5 - Tekstslide

Wat staat er wel op een pakbon en niet op een vrachtbrief?

Slide 6 - Open vraag

Antwoord
Artikelnummers
Artikelomschrijvingen

Slide 7 - Tekstslide

Wat betekent een kwantitatieve goederencontrole?
A
Dat je bij de ontvangst kijkt of er goederen kapot zijn
B
Dat je bij de ontvangst kijkt of je wel de juiste goederen hebt ontvangen
C
Dat je controleert op hoeveelheid

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent integrale goederencontrole?
A
Dat je bij de goederenontvangst een deel van de goederen controleert
B
Dat je alle goederen controleert
C
Dat je alleen controleert als je denkt dat er iets niet klopt met de levering

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Vast locatiesysteem
Voordeel?
Nadeel?

Slide 11 - Tekstslide

Vast locatiesysteem
Voordeel:
Het magazijn heeft een duidelijke indeling. Artikelen zijn makkelijker te vinden.

Nadeel:
Als je veel van dezelfde artikelen goedkoper kunt inkopen heb je geen ruimte om deze op de vaste locatie op te slaan. Die moet je dan op meer plekken in het magazijn opslaan.

Slide 12 - Tekstslide

Vrij locatiesysteem
Voordeel?
Nadeel?

Slide 13 - Tekstslide

Vrij locatiesysteem
Voordeel:
Je kunt elk plekje in het magazijn benutten, je gebruikt de ruimte optimaal.

Nadeel:
Artikelen staan niet op een vaste plek dus lastiger terug te vinden. Daarom belangrijk om een goed informatiesysteem te hebben. 

Slide 14 - Tekstslide

Gemengd locatiesysteem
Voordeel?
Nadeel?

Slide 15 - Tekstslide

Gemengd locatiesysteem
Voordeel:
Je kunt extra voorraad plaatsen op plekken waar nog ruimte is.

Nadeel:
Niet alles staat op een vaste plek, dus lastiger terug te vinden. Ook hier is een goed informatiesysteem belangrijk.

Slide 16 - Tekstslide

Goederenopslag
Hoe kun je de kans op schade verkleinen bij de goederenopslag?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Vraag
Wanneer gebruik je de fifo methode?

Slide 19 - Tekstslide

Fifo aanvulstysteem
  • Ga je vanuit bij de meeste artikelen
  • Met name bij producten met een beperkte houdbaarheid

Slide 20 - Tekstslide

Vraag
Wanneer gebruik je de lifo methode?

Slide 21 - Tekstslide

Lifo aanvulsysteem
Laatst binnengekomen artikelen vooraan opslaan in het magazijn (verkoop je als eerste). Bijvoorbeeld:
  • Artikelen die geen last hebben van veroudering of een uiterste verkoopdatum (ijzerwaren
      zoals spijkers en schroeven)
  • Actie artikelen
  • Nieuwe collectie

Slide 22 - Tekstslide

Wat is een ander woord voor pijplijnvoorraad?
A
Technische voorraad
B
Voorinkopen
C
Voorverkopen
D
Extra voorraad

Slide 23 - Quizvraag

Waarom houd je een maximumvoorraad aan?
A
Geen 'nee' verkoop
B
Is vaak gebonden aan de maximale schapruimte
C
Je houdt nooit een maximumvoorraad aan
D
Geen van de antwoorden is goed

Slide 24 - Quizvraag

Hoe noem je de voorraad waarover een winkelier het risico van een prijsdaling of een prijsstijging loopt?
A
Economische voorraad
B
Technische voorraad

Slide 25 - Quizvraag

Wat is technische voorraad?

Slide 26 - Open vraag

Antwoord vraag
Technische voorraad is de werkelijke of fysieke (tastbare) voorraad die in de winkel en het magazijn aanwezig is.

Slide 27 - Tekstslide

Wat betekent integrale inventarisatie?
A
Inventarisatie van een deel van de goederen.
B
Alle artikelen in de winkel en het magazijn worden geteld.
C
Je kiest een willekeurig artikel waarvan je de voorraad controleert.

Slide 28 - Quizvraag

Integraal inventariseren
  • Integraal = helemaal
  • Alle artikelen in de winkel en in het magazijn worden geteld en de waarde van al deze
     artikelen worden bepaald
  • Je inventariseert de hele voorraad
  • Moet elke winkel in ieder geval één keer per jaar doen voor de balanswaarde

Slide 29 - Tekstslide

Vraag
Waarom zou je spontaan een steekproefinventarisatie doen?

Slide 30 - Tekstslide

Antwoord
• Je bent onzeker of de voorraadgegevens juist zijn
• Je vermoedt dat er derving is geweest

Slide 31 - Tekstslide

Je kunt het inventariseren uitbesteden aan bedrijven die zich hierin hebben gespecialiseerd. Noem een voordeel van het uitbesteden van zo'n inventarisatie.

Slide 32 - Open vraag

Antwoord vraag
Voordeel uitbesteden inventarisatie: je hoeft zelf geen
 verkopers hiervoor vrij te maken 

Slide 33 - Tekstslide

Je kunt het inventariseren uitbesteden aan bedrijven die zich hierin hebben gespecialiseerd. Noem een nadeel van het uitbesteden van de inventarisatie.

Slide 34 - Open vraag

Antwoord vraag
Nadeel uitbesteden inventarisatie: kosten zijn over het algemeen hoger dan wanneer
 het winkelpersoneel zelf de inventarisatie uitvoert

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Vraag
Welke voorbeelden van ruimtekosten kun je noemen?

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Vraag
Welke voorbeelden van risicokosten kun je noemen?

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Vraag
Wat zijn rentekosten?

Slide 41 - Tekstslide

Rentekosten
  • Geld wat je uitgeeft aan je voorraad kun je niet op je bankrekening zetten. Over dat bedrag
      loop je dus rente mis. Die misgelopen rente van de bank zijn rentekosten.

  • Of je moet geld lenen van de bank om voorraad te kunnen inkopen. Hiervoor moet je rente
      betalen aan de bank. Dit zijn ook rentekosten.

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Wat betekent omzetsnelheid?
A
Hoeveel omzet je in een periode (jaar) hebt gehaald
B
Hoe lang het duurt voordat je de voorraad uit de winkel heb verkocht
C
Het aantal keer dat je de gemiddelde voorraad in een periode (jaar) verkoopt

Slide 44 - Quizvraag

Begrip omzetsnelheid
Het aantal keren dat de gemiddelde voorraad in een bepaalde periode (meestal een jaar) wordt verkocht

Slide 45 - Tekstslide

Een winkelier heeft een omzetsnelheid van 13. Wat betekent dit?
A
Het duurt 13 dagen voordat hij zijn gemiddelde voorraad verkoopt.
B
Hij heeft een winstmarge op zijn voorraad van 13 %.
C
Hij verkoopt 13 keer per jaar zijn gemiddelde voorraad.

Slide 46 - Quizvraag

Wat betekent omzetduur?
A
De tijd die nodig is om je omzet te halen.
B
De tijd die nodig is om de gemiddelde voorraad één keer te verkopen.
C
Het aantal keer dat je de gemiddelde voorraad in een bepaalde periode hebt verkocht.

Slide 47 - Quizvraag

Begrip omzetduur
  • Geeft de tijd aan die nodig is om de gemiddelde voorraad
      één keer om te zetten in geld 
  • In dagen, weken of maanden
  • Meestal in dagen uitrekenen

Slide 48 - Tekstslide

Voorbeeld
Omzetduur is 90 dagen:
  • je doet er 90 dagen over voordat je de gemiddelde
      voorraad één keer hebt verkocht       óf anders gezegd
  • de gemiddelde voorraad ligt ongeveer 90 dagen in de winkel

Slide 49 - Tekstslide

Bij een gelijke omzet steeg afgelopen jaar de omzetsnelheid. Welk gevolg heeft dit voor de omzetduur?

Slide 50 - Open vraag

Voorbeeld
Een jaar heeft 360 dagen

omzetsnelheid
4 keer
6 keer
omzetduur
90 dagen
60 dagen

Slide 51 - Tekstslide

Effectief voorraadbeheer
Wat zijn de gevolgen als een winkel te veel van een artikel inkoopt / bestelt?

Slide 52 - Tekstslide

Te veel van een artikel inkopen...
  • de winkel blijft met te veel voorraad zitten
  • deze voorraad neemt ruimte in het magazijn in
  • voor andere artikelen minder ruimte

Slide 53 - Tekstslide