Over Taal

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Lezen in je leesboek

programma

• lezen
• herhalen Over Taal
• Opdracht: vul opdracht 1 Lezen aan 
• zelf aan de slag met opdracht 2
• Vragen over SO Over Taal
  

samenstelling en afleiding

samenstellingen:

stop + bord = stopbord

kip + soep = kippensoep

afleidingen:

aardig + heid = aardigheid

pre + historie = prehistorie

hopen + loos = hopeloos

afleiding

maak je door een voorvoegsel of een achtervoegsel toe te voegen aan een grondwoord.

Maak een ander werkwoord door een voorvoegsel toe te voegen.
koken

dekken

houden

Wat betekenen de voor- of achtervoegsels?

1. pre-                   6. sub-

2. post-               7. wan-

3. pseudo-        8. -fiel

4. -loos              9. intra-

5. super-         10. inter-

Aan de slag

Maak: opdracht 1 t/m 5 Over Taal blok 2

Klaar? Maak flashcards!

BLOK 1 OVER TAAL 

Opdracht 1: betekenis woorden leren. Met de woorden zelf zinnen kunnen maken met de woorden waaruit de betekenis van het woord blijkt. 

Opdracht 2: de grondvorm van de woorden kunnen schrijven. De zelf opgezochte betekenis van de woorden leren. (in de toets wordt rekening gehouden met de verschillende formuleringen van de betekenissen) 

Opdracht 3 + 4 + 6: weten wat een homofoon, homoniem is. Weten welke woorden homoniem of homofoon zijn. 

Opdracht 8: de verhaspelde uitdrukkingen in de oefening kennen.  

 

BLOK 2 OVER TAAL 

Opdracht 1: betekenis woorden leren. Met de woorden zelf zinnen kunnen maken met de woorden waaruit de betekenis van het woord blijkt. 

opdracht 2: de grondvorm van de woorden kunnen schrijven. De zelf opgezochte betekenis van de woorden leren. (in de toets wordt rekening gehouden met de verschillende formuleringen van de betekenissen) 

Opdracht 3 + 4 + 5: Weten wat een samenstelling, afleiding, voor- en achtervoegsel is. Bij de woorden in opdracht 3 en 5 de voor en/ of achtervoegsels leren. De betekenis van de voor- en achtervoegsels uit opdracht 4 leren.

BLOK 2 OVER TAAL 

Opdracht 1: betekenis woorden leren. Met de woorden zelf zinnen kunnen maken met de woorden waaruit de betekenis van het woord blijkt. 

opdracht 2: de grondvorm van de woorden kunnen schrijven. De zelf opgezochte betekenis van de woorden leren. (in de toets wordt rekening gehouden met de verschillende formuleringen van de betekenissen) 

Opdracht 3 + 4 + 5: Weten wat een samenstelling, afleiding, voor- en achtervoegsel is. Bij de woorden in opdracht 3 en 5 de voor en/ of achtervoegsels leren. De betekenis van de voor- en achtervoegsels uit opdracht 4 leren.