leesvaardigheid

4M
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

4M

Slide 1 - Tekstslide

Indeling van een tekst
inleiding:
- onderwerp van de tekst. Door middel van: aanleiding noemen, voorbeeld geven, anekdote, vraag stellen, standpunt/mening geven, hoofdgedachte, samenvatting
middenstuk:
deelonderwerpen die onderling verbanden hebben
slot: hoofdgedachte, advies, conclusie, samenvatting, antw vraag, toekomstverwachting

Slide 2 - Tekstslide

Tekstverbanden
Alinea's/zinnen hebben met elkaar te maken: ze hebben een 'verband'. Dit verband wordt duidelijk gemaakt door signaalwoorden. bestudeer blz 206 goed.

Slide 3 - Tekstslide

Schrijversdoel:
informeren: nieuwe informatie geven b.v. artikel, actualiteiten
instrueren: stap voor stap uitleg b.v. bijsluiter, recept
overtuigen: de lezer overhalen dezelfde mening te krijgen b.v. reclames, campagnes
overhalen: de lezer moet iets gaan doen b.v. stemmen op een bepaalde partij, bon invullen
amuseren: de tekst is vooral vermakelijk b.v. strips, poezie

Slide 4 - Tekstslide

Test je kennis

Slide 5 - Tekstslide

Een actiefilm heeft als doel:
A
informeren
B
instrueren
C
overhalen
D
amuseren

Slide 6 - Quizvraag

Een tekst in een studieboek heeft als doel:
A
overhalen
B
overtuigen
C
amuseren
D
informeren

Slide 7 - Quizvraag

Het reclameblok op tv heeft als doel:
A
overtuigen
B
informeren
C
overhalen
D
amuseren

Slide 8 - Quizvraag

"maar" is het signaalwoord voor:
A
vergelijking
B
doel-middel
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 9 - Quizvraag

'toch' is een signaalwoord voor:
A
vergelijking
B
conclusie
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 10 - Quizvraag

"zoals" is een signaalwoord voor:
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
reden

Slide 11 - Quizvraag

"omdat" is een signaalwoord voor:
A
conclusie
B
opsomming
C
voorbeeld
D
reden

Slide 12 - Quizvraag

"zodat" is een signaalwoord voor:
A
opsomming
B
voorbeeld
C
oorzaak-gevolg
D
doel-middel

Slide 13 - Quizvraag

Hoe kun je de betekenis van een moeilijk woord vinden? Zoek naar:

Slide 14 - Woordweb

Bij meerkeuzevragen kun je ook twee antwoorden geven
A
juist
B
onjuist
C
soms
D
af en toe

Slide 15 - Quizvraag

De inleiding van een tekst kan bestaan uit: de aanleiding, een samenvatting, de schrijver stelt een vraag
A
alleen de aanleiding en een vraag
B
de aanleiding wordt alleen genoemd
C
alle antw zijn onjuist
D
alle antw zijn juist

Slide 16 - Quizvraag

"Tussenkopjes geven de deelonderwerpen aan"
A
juist
B
onjuist
C
soms
D
vaak

Slide 17 - Quizvraag

"citeren" is: (kies meer antwoorden)
A
een zin kopiëren
B
een zin verkort opschrijven incl regel nr
C
een zin letterlijk overschrijven
D
een stuk tekst overnemen

Slide 18 - Quizvraag

Een afbeelding bij een tekst heeft het doel:
A
mooier maken
B
de aandacht trekken
C
aanvullen de info geven
D
verduidelijkt de tekst

Slide 19 - Quizvraag

Einde

Slide 20 - Tekstslide