Het oog

Maandag 22/3
12:30 - 13:30 
Voortgangsopdracht
13:30- 13:45
pauze
13:45 - 14:45 
het oog
14:45-15:00
Kraak de code
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Maandag 22/3
12:30 - 13:30 
Voortgangsopdracht
13:30- 13:45
pauze
13:45 - 14:45 
het oog
14:45-15:00
Kraak de code

Slide 1 - Tekstslide

Voortgangsopdracht
Laptop opgeladen?
Ga naar teams
Wacht op link. 
Start. 
45 minuten.

Slide 2 - Tekstslide

Het oog

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 
leerdoel 8: Ik kan de organen rondom het oog en de delen van het oog benoemen in een afbeelding.

Leerdoel 25: Ik kan van het oog per onderdeel de kenmerken, functie (werking) beschrijven & uitleggen.
Leerdoel 26: Ik kan beschrijven hoe de pupilreflex de grootte van de pupil regelt. 

leerdoel 39: "Ik kan het verband leggen tussen de vorm/dikte, dus bolle en platte lens. 
leerdoel 40: Ik kan uitleggen hoe je, door het accommoderen van de lens, van dichtbij en veraf  kunt zien.

Slide 4 - Tekstslide

Oogkassen beschermen de ogen
Wenkbrauwen houden het zweet tegen zodat het niet in de ogen komt

Slide 5 - Tekstslide

Wimpers beschermen de ogen tegen vuil en fel licht
Oogleden beschermen de ogen tegen vliegjes

Slide 6 - Tekstslide

Traanvocht maakt je ogen schoon en beschermt je hoornvlies tegen uitdroging. Spoelt oog schoon. 
Traanklieren maken traanvocht
Traanbuizen staan in verbinding met de neusholte
Als je knippert verspreiden de oogleden het traanvocht

Slide 7 - Tekstslide

Oogwit
Witte gedeelte is het harde oogvlies. 
Gekleurde gedeelte is de iris (of regenboogvlies).
In het midden zit een opening: de pupil (zwarte ronde vlek).
Over de iris en de pupil heen ligt het hoornvlies 
Leerdoel 8

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

lens
De lens zit achter de iris  en de pupil.  De ooglens is een belangrijk deel van de beeldvorming op ons netvlies.
hoornvlies
Het hoornvlies  is het doorzichtige deel van de buitenkant van het oog waar het licht door naar binnen valt.
Pupil
De pupil  is de opening van het midden van de iris.  Omdat het in het oog donker is lijkt de pupil zwart. De pupil zit achter het hoornvlies en voor het glasachtig lichaam.
Iris
De iris of het regenboogvlies bepaalt de kleur van de ogen. Het is een ring achter het hoornvlies. De hoeveelheid doorgelaten licht naar het netvlies wordt bepaald door het samentrekken van kringspier in het midden van de iris, wat leidt tot verkleining van de pupil  waardoor er dus minder licht doorgelaten wordt.
Oogspier
Ieder oog heeft 6 verschillende oogspieren. Deze oogspieren zorgen voor de beweging van de ogen. Om scherp en vooral niet dubbel te zien hebben we een goede werking van deze oogspieren nodig.
Harde oogvlies
Het oogwit of sclera is de buitenste witte laag van het oog en bestaat uit stevig bindweefsel. De buitenste laag van het oog wordt ook wel de harde oogrok genoemd. Gaat aan de voorkant van het oog over op het hoornvlies (doorzichtig)
Vaatvlies
Het vaatvlies  bevat veel bloedvaten en pigment. Het zorgt samen met de iris voor een intensieve doorbloeding van het oog. Het vaatvlies ligt tussen hoornvlies en het netvlies. Aan de voorkant gaat het vaatvlies over in de iris (regenboogvlies).
Netvlies
Het netvlies of de retina vormt de binnenbekleding (het lichtgevoelige 'scherm') van ons oog en bestaat uit 10 lagen. Eén van deze lagen bevat de fotoreceptoren (zintuigcellen) die beter bekend zijn als de staafjes en kegeltjes. De prikkels worden hier omgezet in impulsen en gaan via de oogzenuw naar de hersenen. In het midden van het netvlies ligt de gele vlek, daar kun je het scherpst zien. 
Oogzenuw
Is een gevoelszenuw. Hij verbindt het oog met de hersenen. De plaats van het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat, heet de blinde vlek. Hier liggen geen zintuigcellen. 
Glasachtig lichaam
Geleiachtige massa die het oog vult en het netvlies op zijn plaats houdt. 
Leerdoel 8
Leerdoel 25
Je kan nu opdracht 5.3 in Biologie voor jou beantwoorden 

Slide 10 - Tekstslide

Pupilreflex: regelt het aantal licht dat op je zintuigcellen valt. Beschermt zintuigcellen.
kringspieren: pupil wordt klein
Leerdoel 26

Slide 11 - Tekstslide

Pupilreflex
Kringspieren trekken zich samen: pupil wordt kleiner.
  
Straalsgewijs lopende spieren trekken zich samen: pupil wordt groter
Leerdoel 26

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Netvlies
Licht gaat door: hoornvlies, pupil,  ooglens, glasachtig lichaam - netvlies.
Zintuigcellen zetten prikkel om in impulsen - hersenen
Je kan nu opdracht 5.4 b in Biologie voor jou beantwoorden 

Slide 14 - Tekstslide

Netvlies

Netvlies bestaat uit 2 lagen:
een laag zintuigcellen en een laag zenuwcellen. 
Leerdoel 25

Slide 15 - Tekstslide

Zintuigcellen
Kegeltjes
Staafjes
Leerdoel 25

Slide 16 - Tekstslide

Kegeltjes

Veel licht
Rood, groen, blauw licht. 
Andere kleuren door samenwerken van verschillende  kegeltjes. 
Details (lezen/tv kijken)
Liggen in de gele vlek
Scherp kijken: ogen richten zodat beeld in gele vlek valt. 

Slide 17 - Tekstslide

Staafjes
Weinig licht
Schemering
Grijs en zwart-wit
Geen details
Verspreid over het netvlies, niet in de gele vlek. 
Je kan nu opdracht 5.4 a in Biologie voor jou beantwoorden 

Slide 18 - Tekstslide

Waar de oogzenuw zit is de blinde vlek, daar zitten geen zintuigcellen. De gele vlek is de plek met de meeste kegeltjes. Daar zie je scherp. 
Je kan nu opdracht 5.8 in Biologie voor jou beantwoorden 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Scherp zien
Lichtstralen die het oog binnenkomen worden gebogen
Lichtbreking door hoornvlies en ooglenzen. 
Bolle lenzen (+) buigen lichtstralen naar elkaar toe.
Omgekeerd en verklein beeld op je netvlies. De hersenen maken hier weer een 'normaal'beeld van. 
Leerdoel 39
Je kan nu opdracht 5.4 c en d in Biologie voor jou beantwoorden 

Slide 21 - Tekstslide

Veraf en dichtbij
Ontspannen kringspieren - lens wordt uitgerekt (minder bol). Ver kijken.

Samengetrokken kringspieren- lens wordt boller. Dichtbij kijken.
Het aanpassen van je ooglens aan de afstand noemen we accomoderen
Leerdoel 39
Leerdoel 40

Slide 22 - Tekstslide

Bijziend en verziend
Bijziend
Kunnen voorwerpen die ver staan slecht zien.
Geen problemen met voorwerpen dichtbij. 
"Ooglenzen te sterk". Negatieve brilglazen.
Verziend
Kunnen voorwerpen die dichtbij staan slecht zien
Geen problemen met voorwerpen die ver staan.
"Ooglenzen te zwak". Positieve brilglazen.


Je kan nu opdracht 5.5 in Biologie voor jou beantwoorden 

Slide 23 - Tekstslide

Verschil Roofdieren en Prooidieren

Slide 24 - Tekstslide

Ogen van nachtdieren

Slide 25 - Tekstslide

Facetogen insecten
Wat vlinders  zien
Wat mensen zien

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video