In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
4.1 Een wereld van verschillen
Je weet hoe je welvaart en armoede herkent als je door een land reist.
Je begrijpt dat de armoedegrens in een rijk land hoger ligt dan in een arm land.
Je kunt met cijfers en kaarten aantonen wat een rijk land is en wat een arm land is.
Slide 1 - Tekstslide
Hoe ziet deze les eruit?
opfrisser
doelen 4.1
informatie
zelf aan de slag
check of de doelen zijn behaald
Slide 2 - Tekstslide
Eerst even wat kennis opfrissen...
Slide 3 - Tekstslide
Een wereld van verschillen
Slide 4 - Woordweb
Deze ligt in Nigeria een stuk lager dan in Nederland.
A
Regionale verschillen
B
Levensverwachting
C
Bevolkingsdichtheid
D
Pushfactoren
Slide 5 - Quizvraag
Deze trekken in Nigeria van noord naar zuid.
A
Pushfactoren
B
Bevolkingsdichtheid
C
Regionale verschillen
D
Arbeidsmigranten
Slide 6 - Quizvraag
In het zuiden van Nigeria vind je tropisch bos, in het noorden steppe.
A
Regionale verschillen
B
Pushfactoren
C
Pullfactoren
D
Internationale verschillen
Slide 7 - Quizvraag
Nigeria was vroeger een onderdeel van het Verenigd Koninkrijk
A
Bevolkingsdichtheid
B
Pushfactor
C
Kolonie
D
Regionaal verschil
Slide 8 - Quizvraag
Deze neemt in Nigeria van zuid naar noord af.
A
Arbeidsmigrant
B
Kolonie
C
Levensverwachting
D
Bevolkingsdichtheid
Slide 9 - Quizvraag
Deze zijn in het noorden van Nigeria sterker dan in het zuiden.
A
Pushfactoren
B
Regionale verschillen
C
Arbeidsmigranten
D
Levensverwachting
Slide 10 - Quizvraag
Hoe ging het?
Slide 11 - Tekstslide
Leerdoelen
Je weet hoe je welvaart en armoede herkent als je door een land reist.
Je begrijpt dat de armoedegrens in een rijk land hoger ligt dan in een arm land.
Je kunt met cijfers en kaarten aantonen wat een rijk land is en wat een arm land is.
Slide 12 - Tekstslide
bekijk het filmpje
schrijf de moeilijke / nieuwe begrippen op in je schrift
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
welke begrippen heb je gehoord?
Slide 15 - Woordweb
Verschillen in welvaart
De armoedegrens geeft aan hoeveel geld je elke dag nodig hebt voor eten, een onderdak en kleding.
Wat kun je zien in de grafiek hiernaast:
In de wereld zijn grote verschillen in armoede:
De armoede in de wereld lijkt minder te worden.
Afrika ten zuiden van de Sahara blijft achter ten opzichte van andere gebieden.
Armoede per regio %
Slide 16 - Tekstslide
Big Mac Index
Hoe hoog de armoedegrens van een land is, hangt af van de prijzen in dat land.
Met 3 euro op zak kun je in sommige landen geen Big Mac kopen!
Slide 17 - Tekstslide
Je kunt de wereld opdelen in het rijkere noorden en het armere zuiden.
Arme landen worden ook wel ontwikkelingslanden genoemd.
In rijke landen hebben de meeste mensen werk. Werkloos? > uitkering!
In Afrika ten zuiden van de Sahara hebben weinig mensen een baan. Uitkeringen krijgen de mensen niet > ze zijn straathandelaar, gids voor toeristen. Deze mensen verdienen geld in de scharreleconomie.
Slide 18 - Tekstslide
Scharreleconomie
In rijke landen hebben de meeste mensen werk. Werkloos? > uitkering!
In Afrika ten zuiden van de Sahara hebben weinig mensen een baan. Uitkeringen krijgen de mensen niet > ze zijn straathandelaar, gids voor toeristen. Deze mensen verdienen geld in de scharreleconomie.
Slide 19 - Tekstslide
In rijke landen werken veel mensen in de dienstensector of in de industrie. In de landbouw worden veel machines gebruikt.
In arme landen werken veel mensen in de landbouw, maar er is weinig geld en kennis om machines te gebruiken.
Slide 20 - Tekstslide
School in Afrika
In Afrika naar school gaan is niet zo normaal als in Nederland.
Wat zijn de verschillen?
klassen zitten erg vol
kinderen delen pen en boeken
docenten verdienen erg weinig
Slide 21 - Tekstslide
Check de Leerdoelen
Je weet hoe je welvaart en armoede herkent als je door een land reist.
Je begrijpt dat de armoedegrens in een rijk land hoger ligt dan in een arm land.
Je kunt met cijfers en kaarten aantonen wat een rijk land is en wat een arm land is.
Slide 22 - Tekstslide
Pak je begrippen van het begin van de les erbij
Schrijf nu op wat de begrippen betekenen in je eigen woorden.