H3/V3 Aanwijzend - en bezittelijk vnw unité 6

Bonjour! 

Aujourd'hui on répète...

tu te souviens? 

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Bonjour! 

Aujourd'hui on répète...

tu te souviens? 

Slide 1 - Tekstslide

Het aanwijzend vnw
Het aanwijzend voornaamwoord

Slide 2 - Tekstslide

Het aanwijzend voornaamwoord

die / deze / dit / dat

Slide 3 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord

Slide 4 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
...............fille
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 5 - Quizvraag

Dichtbij/ verder weg
Om aan te geven of iets dichtbij is of verder weg kun je de volgende woorden toevoegen; 

-ci = hier   en  -là =daar

ce jean-ci= deze spijkerbroek hier
ce jean-là= die spijkerbroek daar 

 

Slide 6 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ manteau
A
ce
B
cette
C
ces
D
cet

Slide 7 - Quizvraag

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ monsieur
A
cet
B
cette
C
ces
D
ce

Slide 8 - Quizvraag

Het aanwijzend voornaamwoord

__ critiques
A
ce critiques
B
cet critiques
C
cette critiques
D
ces critiques

Slide 9 - Quizvraag

Welk aanwijzend voornaamwoord?
_____ acteur
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 10 - Quizvraag

.... hôtel

Slide 11 - Open vraag

..... hommes

Slide 12 - Open vraag


...... éléphant (m)

Slide 13 - Open vraag


....... adresse

Slide 14 - Open vraag

weet je hoe je het aanwijzend voornaamwoord gebruikt?
A
🥰
B
🙂
C
🤔

Slide 15 - Quizvraag

Het bezittelijk vnw / pronom possessif


mijn/jouw/zijn/haar/onze/jullie/hun

Slide 16 - Tekstslide

Le pronom possessif; exemples;
Het bezittelijk voornaamwoord 

C'est mon lit.                                = Het is mijn bed. 

Mon cours commence.             = Mijn les begint. 

Voilà ma chambre.                     = Hier is mijn slaapkamer.

Je suis dans ma piscine.           = Ik ben in mijn zwembad.

Je mange avec mes parents.  = Ik eet met mijn ouders. 

J'ai fini mes devoirs.                   = Ik heb mijn huiswerk af. 




Slide 17 - Tekstslide

De vorm van het bezittelijk naamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort

Le lit           C'est mon lit. mon= mannelijke vorm


La chambre          Voilà ma chambre = vrl! 


Les parents          J'adore mes parents. mes= mv

Slide 18 - Tekstslide

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Slide 19 - Tekstslide

Let op! 


Maak niet de volgende denkfout; 
zijn tante = son tante 

het woord tante= vrouwelijk; dus nemen we de vrouwelijke vorm= sa 
sa tante! 

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeelden
1. Marc est mon frère.
2. Ils sont tes parents.
3. C'est sa maison
4. C'est notre voiture.
5. Ce sont vos livres.
6. Ils font leurs devoirs.

Slide 21 - Tekstslide

Let op!
Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is en met een klinker of stomme h begint: altijd mon, ton of son!
Amélie est mon amie.  = Amélie is mijn vriendin.
C'est son équerre.         = Dat is zijn geodriehoek.


Slide 22 - Tekstslide

Vul het juiste bez. vnw. in:
Je suis dans ... (mijn) chambre. (v)
A
mon
B
ma
C
ta
D
sa

Slide 23 - Quizvraag

Vul het juiste bez. vnw. in:
Pierre et Marie sont ... (onze) parents.
A
ses
B
tes
C
nos
D
vos

Slide 24 - Quizvraag

Vul het juiste bez. vnw. in:
George est ... (haar) cousin.
A
son
B
sa
C
ta
D
ton

Slide 25 - Quizvraag

Vul het juiste bez. vnw. in:
7, Rue de Gare est ... (zijn) adresse (v).
A
ta
B
ton
C
sa
D
son

Slide 26 - Quizvraag

Quel est ..... talent?
A
ton
B
ta
C
tes

Slide 27 - Quizvraag

(haar) ...... ambitions sont impressionnantes

Slide 28 - Open vraag

(mijn) C'était ...... idée.

Slide 29 - Open vraag

(zijn) ..... qualité

Slide 30 - Open vraag