1.2 Enzymen, 1.5 dissimilatie en 1.6 intensiteit

Thema 1 stofwisseling in de cel
Basisstof 2: Enzymen
Basisstof 5: Dissimilatie
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Thema 1 stofwisseling in de cel
Basisstof 2: Enzymen
Basisstof 5: Dissimilatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesuur 1
- 8.5 dissimilatie
- opdrachten


Lesuur 2
- 8.1 Enzymen 


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling met een context
Nachtlicht 
tip: gebruik je binas en/of boek

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nachtlicht (blz 13) 

Bij een zomerse nachtwandeling langs het strand kun je soms de branding spectaculair blauwachtig zien oplichten (zie de afbeelding). Dit wordt veroorzaakt door zeevonk (Noctiluca scintillans, letterlijk: flitsend nachtlichtje). De eencellige zeevonk voedt zich met plankton door fagocytose (opnemen van voedingsstoffen via instulpen van het celmembraan). Het blauwe licht ontstaat als het pigment luciferine met behulp van een enzym (luciferase) wordt omgezet in oxyluciferine. Bij deze omzetting zijn zuurstof en ATP nodig. Het verschijnsel komt vooral voor als het water in beweging is.
Bioluminescentie komt veel voor bij diepzeedieren. Zij gebruiken het onder andere om prooien te lokken of om sekspartners te vinden. Een bekend voorbeeld is de diepzeehengelvis. Deze roofvis lokt prooien naar zijn bek met een soort hengel met aan het eind een bolletje lichtgevende bacteriën.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zeevonk is heterotroof.
7a) Waaruit blijkt dat?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

7b) Waarvoor is bij de omzetting van luciferine in oxyluciferine ATP nodig?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zeevonk
De energie voor bioluminescentie is uiteindelijk afkomstig van de zon.
8 a) Geef de energieomzettingen die plaatsvinden van zonlicht tot en met het licht van bioluminescentie.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het blauw oplichten van de branding door zeevonk komt alleen in de zomer voor.

8b) Verklaar dat.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bioluminescentie is in de evolutie minstens veertig keer onafhankelijk van elkaar ontstaan.
Vooral bij diepzeedieren komt bioluminescentie voor.
9a) Verklaar dat.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

9b) Leg uit hoe bioluminescentie bij zeevonk kan zijn ontstaan door een evolutionair proces.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

korte herhaling 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aantekening BS 1.5 dissimilatie 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag. 
8.5 Dissimilatie lezen + maken: 

- theorie herhalen - 47 t/m 51 
- inzicht en extra uitdaging - 54 t/m 56

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen bs 2 Enzymen 
  • Je kan de bouw en werking van enzymen beschrijven 
  • Je kunt de invloed van milieufactoren op de enzymactiviteit beschrijven

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enzymen
Zijn altijd eiwitten

Er zijn twee soorten
- Afbrekende enzymen voor
 dissimilatie (bv bij vertering) 

- Opbouwende enzymen 
voor assimilatie (bv bij spiervorming) 

Enzymen zijn verantwoordelijk voor de stofwisselingsreacties in de cel

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

bouw enzym

Een enzym is een eiwit.
De vorm is belangrijk 
voor de taak.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

enzymen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enzymen
In je speeksel zit een enzym voor afbraak zetmeel, namelijk ..??.. (BINAS). 

Als deze in botsing komt met zetmeel knipt enzym zetmeel op in ..??.. (BINAS!)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is ook alweer een milieufactor? Leg uit met behulp van een voorbeeld.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij hoge temperatuur gaat een enzym 'kapot'

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Effectiviteit van een enzym is afhankelijk van temperatuur 



Daardoor:
Minimumtemperatuur
Optimumtemperatuur
Maximumtemperatuur

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Invloed van temperatuur op werking enzym

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Effectiviteit van een enzym is afhankelijk van pH-optimum

  • pH optimimun = pH-waarde waarbij werkzaamheid van enzym maximaal is

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar zou pepsine kunnen werken?
De optimale pH voor pepsine ligt bij pH 2.  
Verschillende enzymen hebben verschillende pH- optima

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pepsine werkt bij een pH van 2 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
8.2 lezen en maken 
14, 15, 17 t/m 19, 21 t/m 23
timer
20:00

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een enzym is een ...
A
eiwit
B
koolhydraat
C
vet
D
mineraal

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Raken enzymen op?
A
Nee, ze zijn te vergelijken met een schaar
B
Ja, ze werken steeds langzamer
C
Ja, ze werken dan niet meer

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen enzymen?
A
Enzymen verbranden voedingsstoffen
B
Enzymen versnellen een reactie
C
Enzymen bevatten verteringssappen
D
Enzymen nemen voedingstoffen op in het bloed

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk enzym heeft dezelfde optimumtemperatuur als de enzymen in jouw darmen?
A
enzym A
B
enzym B

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit bij 38 graden?
A
x (rood)
B
y (groen
C
z (paars)
D
ze zijn allemaal gelijk

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een enzym past precies op de om te zetten stof. Dat betekent dat het enzym ...
A
reactiespecifiek is
B
substraatspecifiek is

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering klopt over de enzymactiviteit en de enzymconcentratie bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymconcentratie gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit toe, omdat de concentratie van het enzym toeneemt.
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af, omdat de concentratie van het enzym afneemt.

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke soort kan het beste tegen schommelingen van deze milieufactor (bijvoorbeeld hoeveelheid water in de bodem)?
A
soort A
B
soort B

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Intensiteit stofwisseling
Warmbloedige dieren hebben constante lichaamstemperatuur.
Koudbloedige hebben lichaamstemperatuur gelijk aan omgeving.

Basale stofwisseling is ondergrens om te overleven.

*In welke bak heeft het dier de hoogste stofwisseling?

Slide 38 - Tekstslide

In welke bak licht de stofwiss
Wat vond je van het tempo van deze twee lessen? (10 is extreem hoog)
010

Slide 39 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Hoe moeilijk was deze stof?
010

Slide 40 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel heb je geleerd?
010

Slide 41 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Geef een tip en top voor deze afgelopen lessen.

+ eventueel nog een vraag als je die hebt.

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten H1 stofwisseling
1.1 celprocessen, Lees blz. 10-12 + Maak. 1 t/m 7 + 10, ( extra 8, 9 ) 
1.2 Enzymen: opdr 11 t/m 18
1.3 Fotosynthese lezen + maken 22, 24 (uitdaging 25, 26, 27)
1.4 Voortgezette Ass. 30, 32, 34 t/m 38 + 40 
1.5 dissimilatie: 47 t/m 50   (Verdieping.  51 t/m 53)
1.6 intensiteit stofwisseling: Opdr 60 t/m 63
 
timer
14:00

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies