Avoir + exercices ch1

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Jeudi 11 novembre 2021

But:

- verbe AVOIR

- oefenen met opdrachten toets

- Bilan bespreken

- Activité "Dag van de Franse Taal"

Van

           

   

     Wat betekent "avoir"?

Vandaag oefenen we met het werkwoord "avoir".

AVOIR ( = hebben)

Vervoeging van "avoir" met vertaling :

Ken je het rijtje van "avoir" (met vertaling) ?

avoir...... avoir.......

       mmmm....

Tu ...

Nous ...

Elle ...

Vous ...

J' ...

Laura ...

Laura et Emma ...

Vertaal: hij heeft

Vertaal: jullie hebben

Vertaal: zij hebben

wat is het juiste cijfer?
seize

1. 6
2. 17
3. 16
4. 15

Wat is het juiste cijfer?
douze

1. 2
2. 20
3. 10
4. 12

je suis

1. ik ben
2. ik praat
3. ik vind leuk
4. ik woon

peut-être

1. mooi
2. misschien
3. kijk
4. helpen

le dessin

1. de muzie
2. het strand
3. het ding
4. de tekening

altijd

1. souvent
2. avec
3. toujours
4. vraiment

de nicht

1. la cousine
2. l'oncle
3. la mère
4. le grand-père

mooi

1. demain
2. regarde
3. fou
4. beau

maar

1. bien
2. mais
3. et
4. aider

Vul "un" of "une" in:
C'est .......... grand jardin

Vul "un" of "une" in:
C'est .......... cousine de Mariannne

Vul in: "le, la, l' of les":
Marianne est ........ tante de Lisa

Vul in: "le, la, l' of les":
j'aime ............. vacances et la plage

Vul in: "le, la, l' of les":
..... hôtel Van der Valk est grand!!

Geef het juiste antwoord:
Bonjour, comment ça va?

1. ça va bien
2. ca va bien
3. c'est quoi
4. c'est bien

Geef het juiste antwoord:
Tu as quel âge?

1. Moi, je suis 12 ans
2. Moi, j'ai 12 ans
3. Moi, j'ai 12 an
4. Moi, je suis 12 an

Geef het juiste antwoord:
Comment tu t'appelles?

1. Je m'apele Emma
2. J'mappel Emme
3. Je m'appelle Emma
4. Je me appelle Emma

Devoirs lundi 15 novembre

Apprendre (leren) voor de E-toets chapitre 1:

□ Vocabulaire A t/m F

□ Getallen 0 t/m 20 (Fr- Ned en Ned-Fr)

□ C: Phrases clés (Fr- Ned en Ned-Fr)

□ D: Het lidwoord

□ G: Phrases clés (Fr- Ned en Ned-Fr)

□ H: Het werkwoord avoir (hebben)