In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom in
Je bent stil en hebt klaarliggen:
leerwerkboek deel A of B
je leesboek
pen
iPad (in je tas)
timer
4:00
Les 9
Slide 1 - Tekstslide
timer
10:00
Controle 5.7 Test jezelf
Slide 2 - Tekstslide
Planning
Leerdoelen zinsontleden
Testje zinsontleden
Werkmoment / extra uitleg
Vooruitblik
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoelen zinsontleden
Benoemen volgens de vaste volgorde: persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp (paragraaf 1.7, boek A).
Benoemen van werkwoordelijk gezegde met wederkerend werkwoord en herhaling van de overige stukjes die bij het werkwoordelijk gezegde horen (1.7, boek A).
Benoemen van het meewerkend voorwerp (3.7, boek A).
Benoemen van de bijwoordelijke bepaling (5.7, boek B).
Slide 4 - Tekstslide
Het antwoord op de vraag: wat/ wie + gezegde + onderwerp =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 5 - Quizvraag
Ik ga vanavond voetbal kijken.
pv =
A
ga
B
voetbal
C
kijken
D
ga kijken
Slide 6 - Quizvraag
Mijn broer belde zijn vriend op.
lv =
A
mijn broer
B
belde op
C
zijn vriend
D
vriend
Slide 7 - Quizvraag
Mijn broertje zit huiswerk te maken.
wg=
A
zit, maken
B
zit te maken
C
zit
D
maken
Slide 8 - Quizvraag
Hoeveel zinsdelen? De fiets van mijn broer stond in de schuur van mijn ouders.
A
2
B
4
C
3
D
5
Slide 9 - Quizvraag
Vandaag krijgen jullie onderwijs op afstand! o =
A
vandaag
B
krijgen
C
jullie
D
onderwijs
Slide 10 - Quizvraag
Tijdens de gym speelde ik de bal aan Hendrik. mv =
A
tijdens de gym
B
speelde
C
de bal
D
aan Hendrik
Slide 11 - Quizvraag
Vorige week zijn leerlingen op reis geweest. vorige week =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
bijwoordelijke bepaling
D
meewerkend voorwerp
Slide 12 - Quizvraag
Ik kan me nog die mooie zon herinneren. wg=
A
kan me
B
kan herinneren
C
kan die mooie zon herinneren
D
kan me herinneren
Slide 13 - Quizvraag
De toets van maandag ging niet door.
o =
A
de toets
B
maandag
C
ging
D
de toets van maandag
Slide 14 - Quizvraag
Mijn moeder heeft mijn oma een nieuwe jas gegeven. mijn oma =
A
meewerkend voorwerp
B
werkwoordelijk gezegde
C
lijdend voorwerp
D
ander zinsdeel
Slide 15 - Quizvraag
Het antwoord op de vraag: wie / wat + gezegde is het......
A
onderwerp
B
werkwoordelijk gezegde
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp
Slide 16 - Quizvraag
Zag je me laatst niet in de trein?
In de trein =
A
onderwerp
B
werkwoordelijk gezegde
C
bijwoordelijke bepaling
D
meewerkend voorwerp
Slide 17 - Quizvraag
Werkmoment
Digitaal Test Jezelf 3.7
Digitaal Test Jezelf 1.7
Test jezelf 5.7 nog niet gelukt? Je doet mee met de uitleg.
Slide 18 - Tekstslide
Samen zinnen ontleden
Jelle beoefent sinds zijn twaalfde triatlon.
Hij kwam op het idee door zijn zwemleraar.
Ik heb het schrift aan mijn buurmeisje teruggegeven.
Slide 19 - Tekstslide
Samen zinnen ontleden
Kees heeft de cake aan laten branden.
Ik erger me nogal aan zijn gierigheid.
We blijven ons over het regenachtige weer verbazen.