8.4 Successie en 8.5 duurzaamheid

8.4 Veranderingen in  ecosystemen
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

8.4 Veranderingen in  ecosystemen

Slide 1 - Tekstslide

populatiegrootte
In een stabiel ecosysteem blijft de populatiegrootte min of meer gelijk.
Groei van een populatie wordt beïnvloedt door
1. biotische factoren: voedselaanbod, natuurlijke vijanden, intraspecifieke concurrentie , interspecifieke concurrentie, aantal geboortes/sterftes, migratie
2. abiotische factoren: temperatuur, licht, eb en vloed , bodem, nutriënten
3. evt. menselijke invloeden

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

vaststellen van de populatiegrootte
1. Tellen (bijv. aantal ooievaars in Nederland); nationale vogelteldag
2. Steekproef (bijv. tellen aantal mossels op 1 m2 en vermenigvuldigen met totale oppervlakte van de mosselbank
3. Vangen, merken, terugzetten:
gemerkte dieren/populatie = gemerkte dieren 2de vangst/totaal aantal gevangen dieren 2de vangst
4. Schatten aan de hand van uitwerpselen / DNA profiel, pootafdruk

 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

even een uitstapje naar: 


Biologiepagina.nl --> havo 4 
--> hfd. 8 --> Uitleg berekenen populatiegrootte konijnen. 

Slide 6 - Tekstslide

M/N = Nv/Mv

15/N = 3/11

Kruisingstabel:
15    3
N      11
3N = 15x11
N = 165/3 =55





N = populatie  ?
M = aantal gemerkte dieren eerste vangst   (15)
Nv = aantal gemerkte dieren vangst 2   (3)
Mv = totaal aantal dieren vangst 2  (11)


Slide 7 - Tekstslide

15    3                 15   1
N     11                 N    11

3 is het aantal teruggevangen konijnen. 
stel er wordt maar 1 gemerkt konijn teruggevangen.
Dan is de populatiegrootte 
N = 15x11=165
Stel: door het vangen in kooien en merken worden de gemerkte konijnen heel schuw, en niet snel nog een keer teruggevangen. Welk effect heeft dit op de berekening van de populatiegrootte?

Slide 8 - Tekstslide

Maak nu de opdracht
Valse katten in Peru

Slide 9 - Tekstslide

1. 1. De katten hebben zich weer volledig over de hele kattenpopulatie in de wijk verdeelt.
Als ze zich niet weer volledig in de wijk verdeeld hebben maar bijv. in een bepaalde hoek, ver bij de vangkooien vandaag, dan zal je meting de 2e keer niet het gewenste resultaat opleveren.
2. Het merken en vangen heeft geen invloed op het terugvangen.
Als de dieren er extra schuw door worden dan beïnvloedt dit je vangst, want dan laten deze dieren zich een 2e keer minder snel vangen.
2. Er zijn in totaal 144 katten in deze populatie. 2 : 16 = 18 : 144
3. 1. Meer tijd tussen de 2 vangmomenten, nu wordt de 2e meting gelijk de dag erop gedaan. Beter precies een week later.
2. Je zou meer dan 4 kooien in het gebied neer kunnen zetten. Hoe groter je vangst, hoe betrouwbaarder je berekening.
4. Katten in de wijk laten zich moeilijker een 2e keer vangen. Dus de gemerkte katten. Het getal 2 is dus eigenlijk een te laag getal. Stel dit was 4 geweest. Dan was de vergelijking: 4: 16 = 18 : 72 En is de populatie dus veel kleiner.
Of: als t groter wordt (teruggevangen, gemerkte dieren) wordt p (populatiegrootte) kleiner
t/v = m/p  t.p = m.v  p = m.v
      t






Slide 10 - Tekstslide

Successie
De weg naar "succes" in de ecologie

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Successie
Stap 1: kaal terrein
Stap 2: eerste plantjes kunnen erop leven*
Stap 3: kleine diertjes leven van de eerste plantjes (eerste ecosysteem)

*Vaak bestaande uit korstmossen op rots, of koolzaad op zand

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

pioniersplanten
vb. zeekraal

  1. BREDE TOLERANTIE : KUNNEN TEGEN GROTE TEMPERATUUR VERSCHILLEN, DROOGTE, VOEDSELARME bodem
  2. SNELLE GROEI EN ZAADVORMING, VEEL ZADen
  3. DIEPE WORTELS, VAAK GROTE BLADEREN​
  4. MAKEN DE OMGEVING GESCHIKT VOOR LANGZAME GROEIERS ​






Slide 15 - Tekstslide

Pioniersecosysteem
  • Eerste ecosysteem op kaal terrein
  • Weinig verschillende soorten
  • Simpel voedselweb
  • Open kringloop
  • Biomassa neemt toe

Aantekening

Slide 16 - Tekstslide

Welk van deze soorten verwacht je het eerst in een nieuw ecosysteem?
A
Lijsterbes
B
Vos
C
Koolmees
D
Paardenbloem

Slide 17 - Quizvraag

Zullen pionierssoorten hun zaden en stuifmeel verspreiden met de wind of met insecten?
A
Wind
B
Insecten

Slide 18 - Quizvraag

Successie
Stap 1: kaal terrein
Stap 2: eerste plantjes kunnen erop leven
Stap 3: kleine diertjes leven van de eerste plantjes (eerste ecosysteem)
Stap 4: door eerste begroeiing worden abiotische factoren minder extreem en ontstaat humus

Slide 19 - Tekstslide

Humus
Na verloop van tijd sterven de eerste plantjes zoals korstmossen en ontstaat er een ondergrond van humus
Humus bestaat uit meer of minder vergane dode resten en reducenten. 


Slide 20 - Tekstslide

Als individuen van 2 verschillende populaties lange tijd niet met elkaar voortplanten

Bijvoorbeeld door geografische isolatie zoals een rivier of bergketen
Aantekening
Humus = mix van organische & anorganische stoffen samen met reducenten in de bodem

Slide 21 - Tekstslide

Stel: je moet een jaar lang buiten slapen. Waar doe je dat dan liever?

Slide 22 - Poll

Successie: tussenfase
Stap 5: nieuwe plantensoorten kunnen leven op de humuslaag en verdringen de korstmossen en andere pionierssoorten

Slide 23 - Tekstslide

Successie: tussenfase
Stap 5: nieuwe plantensoorten kunnen leven op de humuslaag en verdringen de korstmossen en andere pionierssoorten
Stap 6: nieuwe (vaak wat grotere) dieren volgen de nieuwe plantjes (het ecosysteem bereidt zich uit)

Slide 24 - Tekstslide

Successie: tussenfase
Stap 5: nieuwe plantensoorten kunnen leven op de humuslaag en verdringen de korstmossen en andere pionierssoorten
Stap 6: nieuwe (vaak wat grotere) dieren volgen de nieuwe plantjes (het ecosysteem bereidt zich uit)
Stap 7: de abiotische factoren worden steeds minder extreem en de humuslaag groeit -> stappen 5 en 6 herhalen zich

Slide 25 - Tekstslide

Successie
  • Opeenvolging van soorten die leidt tot een steeds complexer ecosysteem 
Aantekening

Slide 26 - Tekstslide

Successie: climaxecosysteem
Stap 8: abiotische factoren blijven ongeveer gelijk. Er is geen wisseling meer van soorten. Het eindstadium van de successie is bereikt. 

Slide 27 - Tekstslide

Climaxecosysteem
  • Eindstadium van successie
  • Geen (weinig) wisseling meer van soorten
  • Vaak complex voedselweb; hoge biodiversiteit
  • Gesloten kringloop
  • Biomassa blijft gelijk
  • abiotische factoren gelijkmatig
Aantekening

Slide 28 - Tekstslide

climax ecosystemen:
TROPISCH REGENWOUD​

KORAALRIF​
OUDE DUINEN ​
LOOFBOSSEN ​

IN W-EUROPA: BEUKENBOSSEN​




Slide 29 - Tekstslide

Ook een climaxecosysteem

Slide 30 - Tekstslide

Geen climaxecosysteem

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Voedselweb
Pioniersecosysteem
Climaxecosysteem
Biodiversiteit
Abiotische factoren
Eenvoudig
Ingewikkeld
Klein
Groot
Sterk wisselend
Stabiel

Slide 33 - Sleepvraag

Welk ecosysteem heeft de dikste humuslaag?
Pioniers-ecosysteem
Loofbos in Nederland
Naaldbos in Noorwegen
Tropisch regenwoud in Colombia

Slide 34 - Poll

Loofbos Nederland
Naaldbos Noorwegen
Dunne strooisellaag
Dikke humuslaag
Dikke strooisellaag
Medium humuslaag

Slide 35 - Tekstslide

In een tropisch regenwoud: 
  • heel veel soorten 
  • dode resten supersnel opgeruimd
  • mineralen weer supersnel opgenomen door planten 
Daarom juist dunne humuslaag

Slide 36 - Tekstslide

secundaire successie

er is al een humuslaag met zaden aanwezig , bijv. na een bosbrand of kaalkap

Slide 37 - Tekstslide

Kale grond zonder humuslaag
Kale grond mét humuslaag
Climaxecosysteem
Primaire successie
Secundaire successie
Start:
Finish:

Slide 38 - Tekstslide

8.5 Duurzaamheid
Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die tegemoetkomt aan de levensbehoeften van de huidige generatie, zonder die van de toekomstige generaties tekort te doen.

Slide 39 - Tekstslide

duurzame visserij
schooltv: de toekomst van de visserij

<iframe src="https://player.ntr.nl/index.php?id=WO_NTR_16825185" width="600" height="338" frameborder="0" allow="encrypted-media; geolocation" allowfullscreen=""></iframe>

Slide 40 - Tekstslide

Bij duurzame visserij blijft het aantal organismen in een ecosysteem min of meer gelijk.
Jaarlijks vaststellen hoeveel vis er gevangen mag worden
Toegestane vangst is afhankelijk van de populatiegrootte


Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

duurzame energie
fossiele brandstoffen (olie, gas, steenkool) raken op 
klimaatverandering 
wind, water, zon, biomassa (?)

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Video

Hoe het gebruik van herbiciden (= onkruidverdelgingsmiddel) leidt tot dode koolmeesjes in het nest

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Video

Persistente stoffen

worden niet afgebroken of uitgescheiden
blijven in het lichaam (vetweefsel, lever)



Accumulatie van stoffen
In elk volgend trofisch niveau neemt de hoeveelheid (gif) stoffen toe

Slide 47 - Tekstslide

aan de slag!

Werk op Nectar online aan de opdrachten van 8.5 vraag 54, 55, 59, 60 en 63
Oefen voor de toets: Oefentoets, slim stampen, examenvragen op Nectar online, gedeelde lesson up

Slide 48 - Tekstslide