6.1 Verwantschap & 6.2 Populaties

H9: Erfelijkheid
H6: Soorten en populaties
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

H9: Erfelijkheid
H6: Soorten en populaties

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 6
 6.1 De verwantschap tussen soorten 
6.2 Populaties
6.3 Soorten in hun omgeving
6.4 Relaties tussen soorten
6.5 Nieuwe en kwetsbare populaties

Slide 2 - Tekstslide

Deze les:
- 6.1 Verwantschap tussen soorten
- Opdrachten 6.1
- 6.2 Populaties

Slide 3 - Tekstslide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 6.1 Verwantschap tussen soorten

Slide 4 - Tekstslide

6.1 Leerdoelen
1. Je noemt de criteria waarop de indeling in soorten berust en je herkent een wetenschappelijke soortnaam.

2. Je legt uit hoe de indeling van soorten op basis van verwantschap tot stand komt.

Slide 5 - Tekstslide

Dieren die er hetzelfde uitzien zijn niet altijd van dezelfde soort, waarom niet?

Slide 6 - Open vraag

Biologische definitie van een soort:
Organismen behoren tot dezelfde soort als ze: 

1) Met elkaar kunnen voortplanten
én 
2) Daar vruchtbare nakomelingen uit komen.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een soort?
  • Soms ontstaan uit ongeslachtelijke voortplanting ook vruchtbare nakomelingen (bijv. wandelende takken)
  • Soms ontstaan er hybrides (mix tussen twee soorten) die wél vruchtbaar zijn. Dit kan alleen bij nauwe verwantschap (zelfde geslacht).
-> dit maakt de definitie niet helemaal sluitend. DNA onderzoek kan dan uitsluitsel geven.



Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een hybride?

Slide 10 - Open vraag

Leg uit waarom de Bengaalse tijger en de Aziatische leeuw niet van dezelfde soort zijn volgens het soortsbegrip, ondanks dat zij zich wel kunnen voortplanten.

Slide 11 - Open vraag

Behoren een hond en een wolf tot dezelfde soort? Leg uit.

Slide 12 - Open vraag

Carl Linnaeus (1707 – 1778)
Grondlegger taxonomie – wetenschappelijke indeling van soorten/ Binominale naamgeving/ Op uiterlijke kenmerken

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Wat zijn de verschillen tussen de 3 domeinen; archaea, bacteriën en eukaryoten?

Slide 19 - Open vraag

Opdrachten
Maken 6.1 opdr. 2, 3 en 6 t/m 10, 12 (via Nectar digitaal)
timer
20:00

Slide 20 - Tekstslide

6.2 Leerdoelen
3. Je past methoden toe om een populatiegrootte te bepalen.

4. Je herkent de invloed van een beperkende factor op de populatiegrootte en legt uit wat de relatie is tussen de draagkracht van het gebied en de populatiegrootte.

5. Je herkent hoe natuurbeheerders populatiegroottes beïnvloeden.


Slide 21 - Tekstslide

Wat is een populatie?
De hoeveelheid individuen van een bepaalde soort in een gebied.




Slide 22 - Tekstslide

Populatiegrootte
Roofdieren
Voedsel
Competitie

Slide 23 - Tekstslide

Populatiegrootte
Wat bepaalt hoe groot een populatie in een bepaald gebied kan worden?

De beperkende factor.

Voedsel, nestplaatsen, beschutting, roofdieren.
Biotisch/ abiotisch

Slide 24 - Tekstslide

Populatiegrootte

Slide 25 - Tekstslide

Populatiedichtheid - konijnen?

Slide 26 - Tekstslide

Wat is de populatiedichtheid van de konijnen?
A
3,5 konijnen
B
7 konijnen
C
3,5 konijnen /km2
D
7 konijnen /km2

Slide 27 - Quizvraag

Populatiegrootte bepalen
Schatten

Vangst - terugvangst methode

Slide 28 - Tekstslide

Schatten

Slide 29 - Tekstslide

Vangst - terugvangst

Slide 30 - Tekstslide

Vangst - terugvangst

Slide 31 - Tekstslide

Vangst - terugvangst

Slide 32 - Tekstslide

Vangst - terugvangst
Stap 4: Rekenen 



Aantal gemerkten dieren (M) = 9
Aantal gevangen dieren (G) = 8
Aantal gemerkten 2e vangst (Gm) = 2
Populatiegrootte?

Slide 33 - Tekstslide

Rekenvraag
Mario vangt in de visvijver de eerste keer 37 stekelbaarsjes, die hij allemaal markeert met een groene stip. Vervolgens laat hij de dieren vrij.
Een week later vangt hij 44 vissen, waarvan er 2 een stip hebben.

Hoe groot is de populatie stekelbaarsjes in de vijver?

Slide 34 - Tekstslide

Hoe groot is de populatie stekelbaarsjes in de vijver?

Slide 35 - Open vraag

Rekenvraag
Stekelbaarsjes met een groene stip vallen echter eerder op voor hun roofdier (de snoek), waardoor ze sneller opgegeten worden.
In de vorige vraag was een populatie berekend van 814 stekelbaarsjes. 

Je vangt weer 44 stekelbaarsjes waarvan 2 met een stip.

Zal de werkelijke populatie stekelbaarsjes groter, gelijk aan of kleiner zijn dan 814 stekelbaarsjes?

Slide 36 - Tekstslide

Zal de werkelijke populatie stekelbaarsjes groter, gelijk aan of kleiner zijn dan 814 stekelbaarsjes?
A
groter
B
gelijk aan
C
kleiner

Slide 37 - Quizvraag

Rekenvraag
Want:
aantal stekelbaarsjes is 37*44/2 = 814

Maar die 2 is eigenlijk te laag.
37*44/>2 is kleiner dan 814.

Slide 38 - Tekstslide

Veranderingen in populaties
Sterfte en migratie worden beïnvloed o.a. door intraspecifieke competitie (competitie om ruimte/ voedsel)
--> Competitie omhoog:
overlevingskans omlaag/ sterftecijfer omhoog
emigratie omhoog/ immigratie omlaag
--> Competitie omlaag:
Overlevingskans omhoog/ sterftecijfer omlaag
emigratie omlaag/ immigratie omhoog





Slide 39 - Tekstslide

Oostvaarders plassen

Slide 40 - Tekstslide

Oostvaarders plassen
Uit rapport staatsbosbeheer

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Natuurbeheer
Herintroductie otters

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Ontsnippering

Slide 45 - Tekstslide

HUISWERK
In de online methode.
Maak de opdrachten van
6.2: Leerroute B

Slide 46 - Tekstslide