Hoofdstuk 3 + 4 markt en overheid*

Welkom
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:
 Uitleggen van de volgende begrippen:
  speltheorie
Gevangenen dilemma 
Dominante strategie
Nash evenwicht
Simultaanspel

Slide 2 - Tekstslide

Kartel
  • Als bedrijven met elkaar onderling overleggen om concurrentie te voorkomen, door bijvoorbeeld een minimumprijs van producten af te spreken vormen bedrijven een kartel.
  • Een kartel vormen is in Nederland VERBODEN.


Slide 3 - Tekstslide

Kartel 
Kartel =  Afspraken tussen bedrijven om concurrentie te verminderen 
Kartelvorming =  Samenwerking van landen
Nadeel = Vermindert de concurrentiepostie  waardoor prijzen hoger worden

Slide 4 - Tekstslide

Kartel vs Fusie

Slide 5 - Tekstslide

economisch surplus = CS + PS
consumenten surplus
verschil betalingsbereidheid en prijs die betaalt wordt

producenten surplus
verschil leveringsbereidheid en prijs die ontvangen wordt

Slide 6 - Tekstslide

Van spel naar theorie
Waarom gebruik je speltheorie?

Kernwoorden:
- speltheorie
- acties
- evenwicht

Slide 7 - Tekstslide

gevangenen dilemma

Slide 8 - Tekstslide

De pay off matrix (opbrengst tabel)
We gaan samen kijken naar de pay off matrix op blz 43
  1. Bepaal de dominante strategie van Coca Cola en Pepsi Cola
  2. Waar zit het Nash evenwicht
  3. Is er een gevangenendilemma?
  4. Niet Pareto optimaal. Hij is wel Pareto optimaal als er een andere uitkomst is waar beide spelers beter van worden.

Slide 9 - Tekstslide

Simultaanspel
Als er gelijktijdig wordt gekozen noemen we dit een simultaanspel. 

Slide 10 - Tekstslide

Geen dominante strategie 
Als de dominante strategie gelijk is aan de optimale uitkomst dan is het geen sprake van een gevangenen dilemma

Ook kan een spel twee evenwichtssituaties hebben, dan is er ook geen dominante strategie

Slide 11 - Tekstslide

Opdrachten
3.1 t/m 3.8
3.9 t/m 3.13
3.14 t/m 3.16

Slide 12 - Tekstslide

Maak 3.8 t/m 3.14
timer
15:00

Slide 13 - Tekstslide

Maximumprijs
Bij een maximumprijs ligt de prijs onder de evenwichtsprijs en ontstaat er een vraagoverschot / aanbodtekort.

Slide 14 - Tekstslide

maximumprijs

Slide 15 - Tekstslide

Maximumprijzen
  • De overheid vindt soms de prijs die ontstaat op een markt van vraag en     aanbod te hoog. 
  • Ze kunnen dan ingrijpen door een maximumprijs in te stellen.
  • De producenten mogen hun product of dienst dan niet voor een prijs   boven de maximumprijs aanbieden.
  • Let op: een maximumprijs ligt onder de evenwichtsprijs!
  • Voorbeeld: treinvervoer.

Slide 16 - Tekstslide

Een minimumprijs ligt 
boven de evenwichtsprijs.

Bij een minimumprijs is het 
aanbod groter
dan de vraag, 
zodat er een aanbodoverschot 
ontstaat.  

Dit wordt vaak opgekocht door de overheid.

Slide 17 - Tekstslide

minimumprijs voor boeren
De minimumprijs is zo vastgesteld dat de kosten van duurzame productie worden gedekt. Is de marktprijs hoger, dan volgt de minimumprijs gewoon de markt. Maar zakt de marktprijs door de bodem, dan wordt de minimumprijs van kracht. Zo biedt Fairtrade boeren een vangnet in tijden van lage wereldmarktprijs. 

Slide 18 - Tekstslide

Maak 4.1 t/m 4.6
timer
15:00

Slide 19 - Tekstslide

Twee beweringen over maximumprijs.
I. Een maximumprijs leidt tot een aanbodtekort.
II. Een aanbodtekort vereist aanvullende maatregelen om het aanbod te verdelen/distribueren en/of te stimuleren.
Welke bewering(en) is/zijn goed?

A
Beide zijn goed
B
I is goed, II is fout
C
I is fout, II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 20 - Quizvraag

  • Een maximumprijs leidt tot een aanbodtekort.
Maximumprijs is ter bescherming van de consument en dus onder de evenwichtsprijs.
Vraag > aanbod
Dus juist
  • Een aanbodtekort vereist aanvullende maatregelen om het aanbod te verdelen/distribueren en/of te stimuleren.
er is meer aanbod nodig (aanbodtekort)
De overheid moet dat regelen.
Dus juist

A beide zijn goed

Slide 21 - Tekstslide

Twee beweringen over minimumprijs.
I. Een minimumprijs is ter bescherming van (het inkomen van) de producent.
II. Een minimumprijs dient ter ondersteuning van de productie van wenselijke goederen.
Welke bewering(en) is/zijn goed?

A
Beide zijn goed
B
I is goed, II is fout
C
I is fout, II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 22 - Quizvraag

  • Een minimumprijs is ter bescherming van (het inkomen van) de producent.
Correct
  • Een minimumprijs dient ter ondersteuning van de productie van wenselijke goederen.
Hier: goederen die we allemaal wensen/nodig hebben
correct
A beide zijn goed

Slide 23 - Tekstslide

Heffingen en subsidies
De overheid kan de productie en consumptie ook bijsturen door de prijs indirect te beïnvloeden:
* kostprijsverhogende heffingen (indirecte belastingen)  -> vraag daalt
* kostprijsverlagende subsidies                                                       -> vraag stijgt

Slide 24 - Tekstslide

Samenvatting
- Minimum- en maximumprijzen beïnvloeden niet de ligging van de lijnen.
- Subsidies (naar rechts/onder) en heffingen (naar links/boven) doen dat wel.

Belangrijk: Heffingen en subsidies 
beïnvloeden alleen de aanbodslijn en 
niet de vraaglijn (beïnvloed wel de hoogte 
van de Qv, maar niet de lijn zelf) 

Slide 25 - Tekstslide

Maak 4.7 t/m 4.9
timer
15:00

Slide 26 - Tekstslide

minimumloon

Slide 27 - Tekstslide

Loonvorming
Over het algemeen:
Beroepen waar een tekort aan is                            Loon omhoog
Beroepen waar een overschot aan is                    Loon omlaag (op termijn)

Lonen die dalen (of onzekerheid over loon) geven onrust in de samenleving, en dat wil de overheid niet. Vandaar een minimumloon.

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk
Maak hoofdstuk 3 en 4

Slide 29 - Tekstslide