Wanneer een organisme geen levenskenmerken meer heeft, is het dood
Dingen die nooit hebben geleefd zijn levenloos
Slide 3 - Tekstslide
Hoe kijk je naar organismen?
Organismen > alles wat leeft!
Waarnemen > kijken, luisteren, voelen, ruiken of zelfs proeven - letten op kenmerken van het organisme
Kenmerken > eigenschappen waaraan je een organisme herkent - bijv. wel of niet poten, en hoeveel poten? - beschrijf duidelijk de kenmerken (kleur, vorm, grootte, etc.)
Slide 4 - Tekstslide
Hoe bekijk je kleine delen van organismen?
Met je ogen
Met een loep - vergrootglas - vergroot een aantal keer
Met een microscoop - sommige organismen zijn heel erg klein - een microscoop vergroot wel tot 400x
Slide 5 - Tekstslide
Microscoop en onderdelen
Slide 6 - Tekstslide
Oefenen met waarnemen /beschrijven
Slide 7 - Tekstslide
1.2 Je omgeving ontdekken
Hoe maak je een tekening?
Natuurgetrouwe tekening > teken precies wat je ziet - teken veel details - teken hoe een organisme eruit ziet
Schematische tekening > teken alleen de belangrijke onderdelen - teken de kenmerken van het organisme - weinig details
Tekenregels, zie blz. 140 LB
Slide 8 - Tekstslide
Leerdoelen:
Vandaag kun je de volgende vragen beantwoorden:
Hoe kijk je naar organismen?
Hoe bekijk je kleine delen van organismen?
Slide 9 - Tekstslide
1.2 Je omgeving ontdekken
Wat? Maken 1.2 – Opdracht 1 t/m 8
Hoe? Blz. 19 t/m 22
Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
Tijd? 20 minuten
Uitkomst? Opdracht 1 t/m 8 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)