H2 Oefentoets Redekundig Ontleden H6 en H36

Welkom!
Pak je leesboek erbij. 

Deze les: 
- 10 minuten lezen (in stilte)
- LessonUp over de toets van donderdag
- Zelf oefenen voor de toets in Drillster
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je leesboek erbij. 

Deze les: 
- 10 minuten lezen (in stilte)
- LessonUp over de toets van donderdag
- Zelf oefenen voor de toets in Drillster

Slide 1 - Tekstslide

LessonUp over de toets
Pak erbij: 

- Je laptop
- En een pen en je schrift (voor aantekeningen!)

Slide 2 - Tekstslide

persoonsvorm
rest van het werkwoordelijk gezegde
onderwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
De buurvrouw
heeft
haar dochter
gisteren
een nieuwe fiets
gegeven.

Slide 3 - Sleepvraag

Noteer het werkwoordelijk gezegde:
Jutta Leerdam heeft een medaille gewonnen.

Slide 4 - Open vraag

Noteer het werkwoordelijk gezegde:
Hij zit zich aan te stellen.

Slide 5 - Open vraag

Noteer het voorzetselvoorwerp:
Hij is getrouwd met zijn grote liefde.

Slide 6 - Open vraag

Noteer het voorzetselvoorwerp:
Ik vertrouw op mijn ouders.

Slide 7 - Open vraag

Welk werkwoord vormt NIET zo'n vaste combinatie met het voorzetsel? (Hierbij is dus geen sprake van een voorzetselvoorwerp.)
A
liggen in
B
storen aan

Slide 8 - Quizvraag

Wat hoort waarbij?
voorzetselvoorwerp
bijwoordelijke bepaling
bijvoeglijke bepaling
geeft extra informatie bij het gezegde, bijvoorbeeld: wanneer, waar, waarom.
'voegt' extra informatie 'bij' een zelfstandig naamwoord in een zinsdeel.
begint altijd met een voorzetsel dat een nauwe band heeft met een werkwoord uit de zin.
deel van een zinsdeel

Slide 9 - Sleepvraag

persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Sommige Roosendalers
waren
vorige week
fanatiek
aan het skiën.

Slide 10 - Sleepvraag

persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
voorzetselvoorwerp
Het publiek
vroeg
de band
om een toegift
op het schoolfeest.

Slide 11 - Sleepvraag

We reizen met het vliegtuig.
'met het vliegtuig' = ...
A
bijwoordelijke bepaling
B
bijvoeglijke bepaling

Slide 12 - Quizvraag

Jan verkoopt sinaasappels uit Spanje.
'uit Spanje' = ...
A
bijwoordelijke bepaling
B
bijvoeglijke bepaling

Slide 13 - Quizvraag

Het meisje uit Roosendaal vierde carnaval in Breda.
'uit Roosendaal' = ...
A
bijwoordelijke bepaling
B
bijvoeglijke bepaling

Slide 14 - Quizvraag

Het leukste feest van het jaar, carnaval, is weer voorbij.
bijvoeglijke bepaling(en) = ...
A
leukste
B
van het jaar
C
leukste + van het jaar
D
carnaval

Slide 15 - Quizvraag

Het leukste feest van het jaar, carnaval, is weer voorbij.
'carnaval' = ...
A
bijwoordelijke bepaling
B
bijstelling
C
voorzetselvoorwerp
D
persoonsvorm

Slide 16 - Quizvraag

Wat vind je nog lastig?
(Onderwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp, bijwoordelijke bepaling, bijvoeglijke bepaling, bijstelling)

Slide 17 - Woordweb