H9 schakelingen: elektronische schakelingen




H9 schakelingen: elektronische schakelingen
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les




H9 schakelingen: elektronische schakelingen

Slide 1 - Tekstslide

Als de ... groter wordt neemt de ... af
Volt is de eenheid van ...
De eenheid van weerstand is ...

gebruik de volgende woorden

ohm, stroomsterkte, spanning, weerstand

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een LDR?
A
Een schakelaar die in- en uitschakelt bij lichtdetectie
B
Een temperatuursensor die van weerstand verandert met de temperatuur
C
Een lichtsensor die van weerstand verandert met de hoeveelheid licht
D
Een actuator die iets nuttigs doet bij lichtdetectie

Slide 3 - Quizvraag

Wanneer er meer licht op een LDR valt, wordt de weerstand ...... en de stroomsterkte door de LDR ......
A
Groter, Kleiner
B
Kleiner, Groter
C
Groter, Blijft Gelijk
D
Kleiner, Kleiner

Slide 4 - Quizvraag

LDR
LICHTSENSOR
(lichtgevoelige sensor)


weinig/geen licht -> hoge weerstand (R) -> weinig stroom (I)
(veel) licht -> kleine weerstand (R) -> veel stroom (I)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een NTC
A
een weerstand die reageert op warmte
B
een weerstand die reageert op stof
C
een weerstand die reageert op licht
D
een weerstand die reageert op water

Slide 7 - Quizvraag

bij een NTC..
A
stijgt de weerstand, als de temperatuur daalt
B
stijgt de weerstand, als de temperatuur stijgt
C
daalt de weerstand, als de temperatuur stijgt
D
daalt de weerstand, als de temperatuur daalt

Slide 8 - Quizvraag

NTC
TEMPERATUURSENSOR
(temperatuurgevoelige weerstand)


Hoge temperatuur -> lage weerstand -> veel stroom
Lage temperatuur -> hoge weerstand -> weinig stroom

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Een NTC wordt meestal in serie geschakeld met een gewone weerstand.


Leg uit waarom zo’n extra weerstand noodzakelijk is.





Slide 11 - Tekstslide

Een NTC wordt meestal in serie geschakeld met een gewone weerstand.


Leg uit waarom zo’n extra weerstand noodzakelijk is.


Als er stroom door een NTC loopt, wordt hij warmer. Daardoor daalt de weerstand van de NTC en neemt de stroom nog verder toe. Zonder een extra weerstand als stroombegrenzer zou de NTC snel doorbranden.




Slide 12 - Tekstslide

Egbert en Rik hebben de lichtsterktemeter van opdracht 6 gebouwd. De batterij levert een spanning van 3,0 V. Als ze de LDR in de felle zon houden, is de stroomsterkte 0,22 A.


Bereken hoe groot de weerstand van de LDR dan is.

wat zijn de belangrijke woorden in de opgaven 

Slide 13 - Tekstslide

Egbert en Rik hebben de lichtsterktemeter van opdracht 6 gebouwd. De batterij levert een spanning van 3,0 V. Als ze de LDR in de felle zon houden, is de stroomsterkte 0,22 A.


Bereken hoe groot de weerstand van de LDR dan is.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de totale weerstand in de serieschakeling






Totale weerstand = Vervangingsweerstand






Slide 15 - Tekstslide

Vervangingsweerstand serieschakeling berekenen
Vervangingsweerstand
Rtot =
R= R+ R+ R3


Slide 16 - Tekstslide

aan de slag
maken opgaven 9 en 11

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Het relais
Het relais is een schakelaar die wordt bediend door een elektromagneet. 
Een elektromagneet bestaat uit een spoel en een ijzeren kern.

Slide 19 - Tekstslide

Elektromagneet
IJzeren kern is omwikkeld met koper (spoel).  Je kan hierdoor een stroomsterkte laten lopen. Hierdoor wordt het magnetisch; vandaar dat het ook een Noord en Zuidkant heeft.

Slide 20 - Tekstslide

Elektromagneet & stroomsterkte
Grote stroomsterkte = groot magnestisch veld
Kleine stroomsterkte  = klein magnetisch veld
Geen stroomsterkte = geen magnetisch veld; de spoel doet het niet!

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

symbool voor en relais
startmotor 

Slide 24 - Tekstslide

Leg uit wat er gebeurt als de ruit wordt ingeslagen

Slide 25 - Tekstslide

reedcontact

Slide 26 - Tekstslide

aan de slag
maken 1 t/m 7 en 9
van 9.3

Slide 27 - Tekstslide

transistor
Automatische schakelaar die de stroom volledig elektronisch (zonder bewegende delen) in- en uitschakelt.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Een transistor (afbeelding 1) heeft drie aansluitpunten:
• de collector (C);
• de basis (B);
• de emitter (E).

Slide 30 - Tekstslide

Er loopt geen stroom via de basis; de transistor staat in de UIT-stand.
 Er loopt een kleine stroom via de basis; de transistor staat in de AAN-stand.

Slide 31 - Tekstslide

Er loopt nu een klein stroompje via de basis; de transistor staat in de AAN-stand.

Slide 32 - Tekstslide

Leg uit wat er gebeurt
stap voor stap

Slide 33 - Tekstslide

Bijna alle stroom loopt via de LDR; de transistor staat in de UIT-stand.
Er loopt nu een klein stroompje via de basis; de transistor staat in de AAN-stand.

Slide 34 - Tekstslide

Een schakeling met condensator
Hier zie je  het symbool voor een condensator.

Slide 35 - Tekstslide

Een schakeling met condensator
Als je de schakelaar
sluit laadt de condensator op. Als je hem opent blijft de lamp branden op de stroom van de condensator.

Slide 36 - Tekstslide

aan de slag
opgaven van 9.4

Slide 37 - Tekstslide