KWT 8 januari 2024

KWT 8 januari 2024
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

KWT 8 januari 2024

Slide 1 - Tekstslide

Plurals

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Meervoud
Meervoud
Meervoud

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het meervoud van baby
A
Baby's
B
Babys
C
Babies
D
Babbies

Slide 7 - Quizvraag

Meervoud van: door
A
doores
B
doors

Slide 8 - Quizvraag

Wat is geen meervoud?
A
knives
B
children
C
housewives
D
tooth

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het meervoud van knife
A
Knifes
B
Knive
C
two pairs of knife
D
Knives

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het meervoud van girl?
A
Girl's
B
Girl
C
Girls
D
A,B,C zijn goed

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het meervoud van bus?
A
Buses
B
Busses
C
Bus
D
Bussen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het meervoud van man?
A
Mans
B
Man's
C
Man
D
Men

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het meervoud van shorts
A
short
B
shorts
C
short's
D
shorten

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het meervoud van sheep
A
Sheep's
B
Sheeps
C
Sheep
D
A, B en C zijn goed

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het meervoud van "piano"?

Slide 16 - Open vraag

Wat is het meervoud van...?
woman

Slide 17 - Open vraag

Wat is het meervoud van...?
baby

Slide 18 - Open vraag

Wat is het meervoud van...?
jeans

Slide 19 - Open vraag

Wat is de meervoud van BUS?

Slide 20 - Open vraag

Wat is de meervoud van WOLF?

Slide 21 - Open vraag

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'

Ik
ben
Jij
bent
zij
is
Hij 
is
Het
is
Wij
zijn
Jullie
zijn
Zij
zijn
I
am
I'm
You
are
You're
She
is
She's
He
is
He's
It
is
It's
We
are
We're
You
are
You're
They
are
They're

Slide 22 - Tekstslide

To Be (ontkennend)
To Be = (te) zijn


Onderwerp
Werkwoord
Afkorting
Voorbeeld
I
Am not
I'm not
I am not angry. / I'm not angry.
He, She, It
is not
He's not / He isn't
She's not here. / She isn't here.
You, We, They
are not
You're not / You aren't
They're not nice. / They aren't nice.

Slide 23 - Tekstslide

To Be (vragend)
To Be = (te) zijn


Werkwoord
Onderwerp
Voorbeeld
Am
I
Am I your friend?
Is
he, she, it
Is she kind? Is he nice? Is it healthy?
Are
you, we, they
Are you there? Are they old? Are we almost home?

Slide 24 - Tekstslide

To Be (positief)
To Be = (te) zijn


Onderwerp
Werkwoord
Afkorting
Voorbeeld
I (ik)
Am (ben)
I'm (ik ben)
I am twelve. / I'm twelve.
He, She, It (hij/zij/het)
Is (is)
He's / She's / It's
hij/zij/het is)
He is eight. / He's eight.
You, We, They (jullie/wij/zij)
Are (zijn)
You're / We're / They're (jullie/wij/zij zijn)
We are friends. / We're friends.

Slide 25 - Tekstslide


They ... (to be) happy to be here.
A
is not
B
am not
C
are not

Slide 26 - Quizvraag

To be: You _____ (to be)hungry
A
am
B
are
C
is

Slide 27 - Quizvraag

To be: ... happy to be here
A
There
B
Their
C
They're

Slide 28 - Quizvraag


____ (to be) it going to be a difficult test?
A
am
B
to be
C
are
D
is

Slide 29 - Quizvraag

To be: You _____ (to be)hungry
A
was
B
to be
C
are
D
is

Slide 30 - Quizvraag

Katy and Peter ... (to be) happy to be here.
A
are
B
am
C
is

Slide 31 - Quizvraag

I ____ happy to be here. (to be)
A
are
B
am
C
is

Slide 32 - Quizvraag

I am
A
Ik loop
B
Hij is
C
Ik ben
D
Ik was

Slide 33 - Quizvraag

My sisters (not / to be) friends with each other.
A
aren't
B
are not
C
isn't
D
am not

Slide 34 - Quizvraag

(Dad / to be) home tonight?
A
Am dad
B
Is dad
C
Are dad
D
Be dad

Slide 35 - Quizvraag