woordsoortbenoeming
(heb je nodig bij het huiswerk)
ww = werkwoord ('doe-woorden')
znw = zelfstandig naamwoord (namen van mensen, dieren, dingen, aardrijkskundige namen)
lw = lidwoorden (de - het - een)
bnw = bijvoeglijk naamwoord (woorden die iets zeggen over een zelfstandig naamwoord)
vz = voorzetsel (.... de kast / ... het feest)
pers. vnw = persoonlijk voornaamwoord (gaan over personen of dingen)