2.9 Spelling les 1

2.9 Spelling les 1
Klascode

trofi
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.9 Spelling les 1
Klascode

trofi

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je kunt de persoonsvorm in de verleden en de tegenwoordige tijd spellen.
- Je kunt Engelse werkwoorden in het Nederlands spellen.

Klascode trofi

Slide 2 - Tekstslide

Woord van de week

Stuitend

Slide 3 - Tekstslide

Start les. 
Stillezen 

in een vrij leesboek, krant of tijdschrift. 




timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk
Opdracht 2.7

7 en 9


Slide 5 - Tekstslide

Welke werkwoorden krijgen in de verleden tijd -de of -te achter de ik-vorm?
A
zwakke werkwoorden
B
sterke werkwoorden

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de stam van het werkwoord beloven?

Slide 7 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van het werkwoord beloven?

Slide 8 - Open vraag

Zwakke werkwoorden vervoegen in de in de verleden tijd:
zoek de laatste medeklinker van de stam en gebruik 't KoFSCHiP X

Slide 9 - Tekstslide

Er ... (gebeuren) gisteren veel in de les.
A
gebeurdde
B
gebeurde
C
gebeurte
D
gebeurt

Slide 10 - Quizvraag

Waarschijnlijk ... (vinden) je beide straffen ouderwets.
A
vind
B
vindt
C
vint

Slide 11 - Quizvraag

Het is niet de eerste keer dat dat ... (gebeuren)
A
gebeurdt
B
gebeurt
C
gebeurd

Slide 12 - Quizvraag

Sterke en zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden: gebruik in de v.t. 't kofschip om te bepalen of -te of -de achter de ik-vorm komt. 

Ik hoop, ik hoopte. (stam = hop-)

Sterke werkwoorden: werkwoorden waarbij de klinker in de verleden tijd verandert en het voltooid deelwoord eindigt op -en, ook wel onregelmatige werkwoorden genoemd.
Je kunt horen hoe je ze moet schrijven.

Ik loop, ik liep. (klankveranderend)



Slide 13 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
Sommige woorden en werkwoorden die wij gebruiken, komen uit een andere taal. Je noemt ze leenwoorden. Engelse werkwoorden vervoeg je op dezelfde manier als Nederlandse werkwoorden.

Let op:

- We 'vernederlandsen' de Engelse werkwoorden, behalve als je daardoor een verkeerde uitspraak krijgt.

Slide 14 - Tekstslide

Engelse werkwoorden in de Nederlandse taal
Let op:
  • Soms blijft de -e staan achter de stam, omwille van de uitspraak ik skate, skatete, geskatet                                                                                                                                         ik game, gamede, gegamed.
  • Soms 'vernederlandst' de spelling.  Een enkele klinker verdubbelt: ik bingo, jij bingoot, ik                                                                                                                                                                                          bingoode.
  • Soms 'vernederlandst' de spelling. De dubbele eindmedeklinker verdwijnt: crossen, ik cros,                                                                                                                                                                       croste, gecrost.
  • Als er twee uitspraakmogelijkheden zijn voor de infinitief, heeft de v.t. soms twee correcte vormen. leasen, ik lease, ik leasde/leaste, ik heb geleased, geleaset. 

Slide 15 - Tekstslide

Nog een keer uitgelegd

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Hij.....(deleten, vt) alles
A
deleete
B
deletetet
C
deleetet
D
deletete

Slide 18 - Quizvraag

Ik hoorde dat jullie heel goed.......... (bridgen, vt)
A
bridgeden
B
bridgeten
C
bridgden
D
bridgten

Slide 19 - Quizvraag

Het ............(downloaden, vd) bestand bevat een virus.
A
gedownloade
B
gedownloadde
C
gedownloate
D
gedownloatte

Slide 20 - Quizvraag

De snelste tijd werd al snel.......... (timen, vd).
A
getimet
B
getimd
C
getimed
D
getimt

Slide 21 - Quizvraag

Zij ......... (breakdancen, tt) al heel erg goed.
A
breakdanct
B
breakdancet
C
breakdancdt
D
breakdanced

Slide 22 - Quizvraag

Hij ...... (passen, vd) erg goed, waardoor er gescoord kon worden.
A
paste
B
passte
C
pasete
D
passete

Slide 23 - Quizvraag

Hoe zit dat?
Bij het werkwoord saven eindigt de stam op een -e, maar we luisteren naar de uitspraak! 
-> save (spreek uit: seef)
De v van save zit niet in het 'T KoFSCHiP X  
Daarom krijg je in de verleden tijd -de of - den

Ik save                           Ik savede                    Ik heb gesaved
Hij savet                       Wij saveden

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk
Opdracht 2.9

1 t/m 6


Slide 25 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je kunt de persoonsvorm in de verleden en de tegenwoordige tijd spellen.
- Je kunt Engelse werkwoorden in het Nederlands spellen.

Klascode trofi

Slide 26 - Tekstslide