Herhaling hoofdstuk 6
1 / 19
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Bij welke antwoorden gaat het over een lengte?
A
Afstand van school naar huis
B
Een grasveld maaien
C
Omtrek cirkel
D
Een tekening inkleuren
Slide 2 - Quizvraag
Slide 3 - Sleepvraag
20000 cm = .... km
A
20
B
2
C
0,2
D
200
Slide 4 - Quizvraag
4000 mm2 = .... cm
A
400
B
40
C
4
D
0,4
Slide 5 - Quizvraag
Van het originele plaatje is een vergroting gemaakt. Hoe noemen we die vergroting?
Slide 6 - Open vraag
De vergrotingsfactor berekenen we met de volgende formule:
Slide 7 - Open vraag
Een plaatje is 4 x 6 cm. Zijn beeld is 12 x 18 cm. Wat is de vergrotingsfactor?
Slide 8 - Open vraag
Een plaatje is 5 x 6 cm. Het beeld is 2,5 bij 3 cm. Wat is de vergroting?
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Wat is de oppervlakte van de paarse rechthoek?
Slide 12 - Open vraag
De vergrotingsfactor is 3. Wat is de oppervlakte van de roze rechthoek?
Slide 13 - Open vraag
Wat is de formule die hoort bij de oppervlakte vergroting? (Hoe bereken je de oppervlakte van het beeld, als je de vergrotingsfactor weet)
Slide 14 - Open vraag
Opp. vergroting = factor2 x opp origineel.
Opp origineel = 15 cm2. Factor = 3. Wat is oppervlakte van vergroting?
Opp origineel = 15 cm2. Factor = 3. Wat is oppervlakte van vergroting?
A
675 cm2
B
135 cm2
C
60 cm2
D
90 cm2
Slide 15 - Quizvraag
schaal = 1 : 10000
Hoeveel is 4 cm op de kaart, in het echt?
Hoeveel is 4 cm op de kaart, in het echt?
A
400 m
B
4000 cm
C
400 cm
D
4 m
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Tekstslide
Hoe lang is 1 cm?
