In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
De schaal is 1:400. Wat is de vergrotingsfactor?
A
1
B
400
C
0,4
D
4000
Slide 1 - Quizvraag
De schaal is 1:500. Wat is de vergrotingsfactor?
A
500
B
0,05
C
250
D
50
Slide 2 - Quizvraag
Terugblik. De schaal is 1:500. Wat is de vergrotingsfactor?
A
500
B
0,05
C
250
D
50
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de vergrotingsfactor van de oppervlakte?
A
4
B
2
C
8
D
5
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de vergrotingsfactor
A
1
B
2
C
0,5
D
7,5
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de vergrotingsfactor ?
A
2
B
0,5
C
18
D
dat kun je zo niet zien
Slide 6 - Quizvraag
Wat is hier de vergrotingsfactor
A
0,4
B
2,5
C
14
D
87,5
Slide 7 - Quizvraag
Als de vergrotingsfactor 0,5 is...
A
is het beeld net zo groot als het origineel
B
zijn de afmetingen van beeld 2x zo groot als die van origineel
C
zijn de afmetingen van beeld de helft van het origineel
D
weet je niet hoe groot de afmetingen van je beeld worden
Slide 8 - Quizvraag
Wat is hier de vergrotingsfactor?
A
1
B
1,5
C
1,7
D
2,1
Slide 9 - Quizvraag
Wat valt je op als je de vergrotingsfactor van de zijde vergelijkt met de vergrotingsfactor van de oppervlakte?
A
Vergrotingsfactor oppervlakte is dubbele van vergrotingsfactor zijde
B
Vergrotingsfactor oppervlakte is hetzelfde als vergrotingsfactor zijde
C
Vergrotingsfactor oppervlakte is kwadraat van vergrotingsfactor zijde
D
Er valt mij niks op
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de formule voor de vergrotingsfactor?
A
lengte x breedte
B
origineel : beeld
C
beeld : origineel
D
lengte x breedte : 2
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de vergrotingsfactor?
A
2,5
B
2
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de vergrotingsfactor?
A
8 : 4 = 2
B
8 : 5,5 = 1,5
C
8 : 3,5 = 2,3
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de vergrotingsfactor?
A
2,5
B
2
C
18,75- 7,5 = 11,25
D
iets meer dan 1
Slide 14 - Quizvraag
De vergrotingsfactor kan ik berekenen door:
A
lengte beeld :
lengte origineel
B
lengte origineel:
lengte beeld
Slide 15 - Quizvraag
Bereken de vergrotingsfactor.
A
4 : 8 = 0,5
B
4 : 14 = 0,29
C
8 : 14 = 0,57
Slide 16 - Quizvraag
De vergrotingsfactor is ...
A
16
B
0,625
C
1,6
D
6,25
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de vergrotingsfactor?
A
1, 9 : 2,8 = 0,68
B
2,8 : 1,9 = 1,47
Slide 18 - Quizvraag
De vergrotingsfactor van een verkleining
A
is kleiner dan 0
B
ligt tussen 0 en 1
C
is groter dan 1
D
ligt tussen -1 en 1
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de vergrotingsfactor?
A
vergrotingsfactor: 4,5 x 45 = 202,5
B
vergrotingsfactor: 4,5 : 45 = 0,1
C
vergrotingsfactor: 45 : 4,5 =10
D
Er is te weinig informatie.
Slide 20 - Quizvraag
Hoe bereken je de vergrotingsfactor?
A
derdemachtswortel uit(100:15) = 1,88
B
100 : 15 = 6,67
C
wortel uit(100:15) = 2,58
D
derdemachtswortel uit 100
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de formule voor de vergrotingsfactor?
A
origineel : beeld
B
beeld : origineel
C
lengte x breedte
D
lengte x breedte : 2
Slide 22 - Quizvraag
Wat is de vergrotingsfactor ?
A
2
B
0,5
Slide 23 - Quizvraag
Wat is de vergrotingsfactor van de oppervlakte?
A
4
B
2
Slide 24 - Quizvraag
Wat is hier de vergrotingsfactor?
A
0,25
B
1
C
2
D
4
Slide 25 - Quizvraag
Als de vergrotingsfactor 2 is...
A
is het beeld net zo groot als het origineel
B
zijn de afmetingen van beeld 2x zo groot als die van origineel
C
zijn de afmetingen van beeld de helft van het origineel
D
weet je niet hoe groot de afmetingen van je beeld worden
Slide 26 - Quizvraag
Bereken de vergrotingsfactor
A
30
B
3
C
0,33
D
1/3
Slide 27 - Quizvraag
Je kan een vergrotingsfactor hebben van -3.
A
Ja
B
Nee
Slide 28 - Quizvraag
Vergrotingsfactor =
A
lengte beeld : lengte origineel
B
lengte origineel : lengte beeld
Slide 29 - Quizvraag
Bereken de vergrotingsfactor.
A
1,5
B
2
C
2,5
D
3
Slide 30 - Quizvraag
Hoe bereken je de vergrotingsfactor?
A
lengte grootste plaatje: lengte kleinste plaatje
B
lengte beeld : lengte origineel
C
lengte origineel : lengte beeld
D
breedte beeld : breedte origineel
Slide 31 - Quizvraag
De oppervlakte van de kleine figuur is 10 cm². De figuur wordt 4 keer vergroot. Hoe bereken je de oppervlakte van de vergroting.
A
4² x 10 =160
B
4 x 10 =40
Slide 32 - Quizvraag
De figuur is 2x vergroot. Hoeveel keer zo groot wordt dan de oppervlakte?
A
2² = 4
B
2
Slide 33 - Quizvraag
Welke formule hoort bij vergroten van oppervlakte?
A
Vergrotingsfactor x oppervlakte
B
Vergrotingsfactor³ x oppervlakte origineel
C
Vergrotingsfactor² x oppervlakte origineel
D
Vergrotingsfactor²
Slide 34 - Quizvraag
Welke formule hoort bij vergroten van oppervlakte?
A
Vergrotingsfactor* oppervlakte
B
Vergrotingsfactor ^3*oppervlakte origineel
C
Vergrotingsfactor ^2* oppervlakte origineel
D
Vergrotingsfactor^2
Slide 35 - Quizvraag
Als ik een foto met de factor 3 vergroot, wordt de oppervlakte....
A
3 keer zo groot
B
9 keer zo groot
C
27 keer zo groot
D
6 keer zo groot
Slide 36 - Quizvraag
De oppervlakte van de kleine figuur is 10 cm². De figuur wordt 4 keer vergroot. Hoe bereken je de oppervlakte van de vergroting.
A
4² x 10 =160
B
4 x 10 =40
C
4x4x4 x 10 =640
D
dat kun je niet weten
Slide 37 - Quizvraag
Opp. vergroting = factor2 x opp origineel. Opp origineel = 15 cm2. Factor = 3. Wat is oppervlakte van vergroting?
A
675 cm2
B
135 cm2
C
60 cm2
D
90 cm2
Slide 38 - Quizvraag
De oppervlakte van de foto is 15 cm Bereken de oppervlakte van de vergroting: De foto wordt vergroot met factor 6. oppervlakte vergroting = vergrotingsfactor x oppervlakte orig.
2
2
A
90
B
51
C
5,40
D
540
Slide 39 - Quizvraag
Een poster wordt vergroot met een vergrotingsfactor van 1,8. De poster is 25 cm breed en 45 cm lang. Hoe groot is de oppervlakte van de vergroting?
A
3645 m²
B
1125 m²
C
2025 m²
D
81 m²
Slide 40 - Quizvraag
Een pasfoto heeft een oppervlakte van 6 cm2. De pasfoto wordt vergroot met vergrotingsfactor 5. Wat wordt de nieuwe oppervlakte?
A
30cm2
B
180cm2
C
150cm2
D
60cm2
Slide 41 - Quizvraag
Bij een vergroting is de oppervlakte 25 keer zo groot als de oppervlakte van het origineel. Wat is de vergrotingsfactor?