1. Je gaat de theorie (stappenplan) over hoe je de werkwoordspelling moet toepassen, herhalen.
2. Je gaat de opdracht met de werkwoordspelling controleren.
3. Je krijgt uitleg over het bijvoeglijk naamwoord.
4. Je gaat 2 opdrachten maken om te oefenen met het bijvoeglijk naamwoord.
5. Je oefent verder met werkwoordspelling door de sprongtoets in NUMO te maken.