Zorgtechnisch handelen week 3- medicijnen

Module Zorgtechnisch handelen 

Week 3

Werking medicijnen en medicijnen bij lichamelijke aandoeningen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Module Zorgtechnisch handelen 

Week 3

Werking medicijnen en medicijnen bij lichamelijke aandoeningen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
1.  Leerdoelen
2. Herhaling vorige les wetten
3. Theorie medicijnen 
4. Werken in subgroepen
5. Huiswerk
6. Afronding

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

  • Je weet wat voor soort medicijnen er zijn
  • Je weet wat de werking is
  • Je weet wanneer deze medicatie wordt toegediend
  • Je weet wat de bijwerkingen zijn

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mag een dochter volgens
de BIG-wet haar vader, met
diabetes type 2, een insuline-injectie
toedienen?
A
Ja, de wet BIG geldt alleen voor zorgprofessionals
B
Nee, want injecteren is een voorbehouden handeling

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het CBG registreert medicijnen in Nederland
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In deze wet staat wat goede zorg is en wat er moet gebeuren als mensen een klacht hebben
A
Geneesmiddelenwet
B
Opiumwet
C
wkkgz

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In deze wet staat hoe een medicijn mag worden geproduceerd en verhandeld
A
Geneesmiddelenwet
B
Opiumwet
C
WKKGZ

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Medicijnen 
deel 2 

  • Les over medicijnen in 2 lessen verdeeld.  (Les 1 bij collega gehad: werkzame stof en onderverdeling van medicijnen ) 
  •  2e onderdeel gaat over: de werking van medicijnen  en medicatie en bijwerkingen bij lichamelijke aandoeningen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De werking van medicijnen
Niet iedereen reageert hetzelfde op een medicijn. Hetzelfde medicijn in precies dezelfde dosis kan dus bij verschillende mensen verschillende reacties veroorzaken. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doseringsfrequentie
Het voorschrift beschrijft de toedieningswijze en de verdeling over de dag. Bij de toedieningswijze staat beschreven hoe en wanneer het medicijn moet worden ingenomen. 

In instellingen waar cliënten de medicijnen niet in eigen beheer hebben, wordt vaak gewerkt met een toedienlijst. Een toedienlijst geeft de begeleider een overzicht welke medicatie een cliënt in welke hoeveelheid op welke tijd in welke vorm moet krijgen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Systemische en lokale werking
 Bij een systematische werking wordt het medicijn opgenomen in het bloed en via het bloed wordt het meegevoerd door het gehele lichaam en afgegeven op de plekken waar het werkzaam is. 

Bij sommige aandoeningen is het mogelijk om het medicijn direct op de juiste plek aan te brengen. Dat is een lokale werking. Het medicijn wordt niet opgenomen in de bloedbaan, maar doet zijn werk op de plaats waar het aangebracht wordt. 

Slide 11 - Tekstslide

Denk hierbij aan zalven en aan oog- en oordruppels. Ook inhalatiemedicijnen vallen hieronder.
Welke medicatie heeft geen lokale werking?
A
oogzalf
B
oordruppels
C
inhalatiemiddelen
D
injectie

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkingsmechanisme
De invloed van de werkzame stof op het werkingsmechanisme van het lichaam bepaalt of een medicijn zijn werk doet.




Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De werking van de stof
De vijf werkingsmechanismen:
1. het lichaam maakt minder eigen lichaamseigen stoffen aan
2. het lichaam maakt meer lichaamseigen stoffen aan
3. het lichaam vormt een nieuwe stof
4. het medicijn vervangt lichaamseigen stof
5. het medicijn blokkeert zenuwgeleiding

Slide 14 - Tekstslide

1. bijvoorbeeld schildkliermedicijnen, thyrax.
2. Schildklierremmers bijv, ptu
3. bij maagzuurremmers maakt het lichaam nieuwe stof aan.
4.insuline (alvleesklier)
5. pijnmedicatie
Medicijnen uitdelen
In de maatschappelijke zorg gebruiken cliënten vaak structureel medicijnen. Lang niet alle cliënten weten hoe ze ermee om moeten gaan. Voor jou als begeleider is het belangrijk dat je de belangrijkste kenmerken kent.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke medicijnen?
Medicijnen bij pijn
Medicijnen bij hart- en vaatziekten
Medicijnen bij astma en COPD
Medicijnen bij diabetes
Medicijnen bij maagklachten
Medicijnen bij darmklachten
Medicijnen bij epilepsie
Medicijnen bij infecties
Medicijnen bij kanker

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicijnen en bijwerkingen
- Ieder medicijn heeft bijwerkingen
- Bijwerking kunnen door het hele lichaam werken, soms dan ook niet gewenst
- Soms onschuldig en in een enkel geval ernstig
- De fabrikant is verplicht alle bijwerkingen te vermelden in de bijsluiter

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb jij wel is last gehad van een bijwerking?
Ja
Nee

Slide 18 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Bijwerkingen
Veelvoorkomende bijwerkingen zijn:
  • Maag-darmklachten
  • Duizeligheid
  • Hoofdpijn
  • Overgevoeligheid
  • Een allergische reactie.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe komt het dat er bij inhalatiemedicijnen nauwelijks bijwerkingen voorkomen?
A
Er zijn geen hulpstoffen nodig.
B
Het medicijn is heel mild en zeer effectief.
C
Het medicijn komt nauwelijks in het bloed.
D
Het medicijn is bijzonder makkelijk te doseren.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken van bijwerkingen
  • Sommigen bijwerkingen komen voort uit de werking van het geneesmiddel
  • Sommige bijwerkingen hebben te maken met de chemische stof zelf
  • Patiëntgebonden bijwerkingen


 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de praktijk
Rick werk als ambulant begeleider in een project voor zelfstandig wonen voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Een van de cliënten die begeleiding krijgen van Rick, is Said. Een half jaar geleden heeft Said een vervelend ongeluk met zijn fiets gehad. Hij is aangereden door een auto en is daarbij lelijk ten val gekomen. Omdat Said veel pijn had, heeft de huisarts hem de sterke pijnmedicatie Tramadol® gegeven. Het valt Rick de laatste tijd op dat Said steeds vaker aangeeft dat hij pijn heeft en daarom een hogere dosering neemt. Rick maakt zich zorgen. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke stappen kunnen er ondernomen worden?

Slide 23 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

vervolg casus
na overleg met Said kan er contact opgenomen worden met de huisarts. Zij vermoedt dat er sprake is van gewenning. Het ongeval van Said is inmiddels al lang geleden en hij is hersteld van zijn val. Said zal het gevoel hebben niet meer zonder de medicijnen te kunnen. De huisarts stelt wel voor om de medicijnen langzaamaan af te bouwen.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afhankelijkheid
Bij een verslaving is iemand afhankelijk van het gebruik van middelen. 
Deze afhankelijkheid kun je onderverdelen in een psychische en een lichamelijke afhankelijkheid
 

psychische afhankelijkheid
Deze vorm kan bij bijna alle middelen optreden. Iemand verlangt steeds sterker naar het middel en voelt zich niet meer prettig zonder. De cliënt krijgt verschijnselen zoals onrustig zijn of in paniek raken als hij het middel niet gebruikt.

lichamelijke afhankelijkheid
De cliënt krijgt lichamelijke reacties, zoals zweten of trillen, wanneer hij stopt met het gebruik. Dit noem je ontwenningsverschijnselen. Sommige medicijnen geven geen of milde ontwenningsverschijnselen. Stoppen kan dan toch erg moeilijk zijn vanwege de psychische afhankelijkheid.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom afbouwen en niet direct stoppen?
Ineens stoppen met medicijnen kan soms gevaarlijk zijn en problemen veroorzaken. Bij het afkicken is het dan ook van belang dat de medicatie langzaam wordt afgebouwd. Medische begeleiding bij het afkicken en het stoppen met de medicijnen is dan ook meestal nodig.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht in subgroepen
 
Maak gebruik van het farmacotherapeutisch kompas en het boek Mensen hoofdstuk 12.3 en 12.4!
In subgroepen werken: 
1. Je maakt, een folder waarin je bij elke ziekte (lijstje hieronder) drie verschillende soorten medicijnen noemt die men kan gebruiken om de ziekte te bestrijden. Meest voorkomende lichamelijke klachten en ziektes:
• Pijn                                                                 • Epilepsie
• Hart- en vaatziektes                                       • Infecties
• Astma en COPD                                             • Kanker
• Diabetes                                                         • Maag- en darmklachten

2. Je geeft bij elk medicijn aan:
• Wat het doet (werking);
• Wat de bijwerkingen zijn;
• Of het middel een systematische of een lokale werking heeft, of niet;
• Of het een medicijn ‘op doktersrecept’ is, of niet;
3.. Beschrijf wat wordt bedoeld met ‘interactie bij medicijngebruik’. Geef hier een voorbeeld van.

Slide 27 - Tekstslide

12.3 en 12.4 Boom
farmacotherapeutisch kompas
Huiswerk
Maak de opdracht af met je subgroep. Inleveren via Teams.
Let op! Lever het allemaal individueel in! Dit ivm het nakijken.

Aandachtspunt: Lever het hele document in als groep en niet je eigen losse onderdeel! Anders kan ik het niet nakijken! 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronding 
- Zijn er vragen?

Bedankt voor jullie aandacht en tot volgende week! 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies