Als je werkt voor een baas, dan ben je een 1) _______. Jouw baas wordt ook wel een 2) _______ genoemd. Beide hebben bepaalde rechten en plichten. Je moet minstens het 3) _______ verdienen. Dat is het laagste bedrag dat een baas mag betalen. Dat is jouw 4) _______ als werknemer De baas moet er ook voor zorgen dat je veilig kunt werken en dat je werktijden niet te lang zijn. Als werknemer moet je je aan afspraken houden, bijvoorbeeld over hoe laat je moet beginnen en hoe je je moet gedragen op je werk. Dat is jouw 5) _______. Natuurlijk moet je goed je best doen en je werk serieus nemen. Zo zorg je ervoor dat je je 6) _______ verdient en dat je baas tevreden is. .
Vul in in de tekst!
Werkgever
Plicht
Werknemer
Loon
Recht
Minimumloon / Minimumjeugd loon
Slide 5 - Tekstslide
Gatentekst
Als je werkt voor een baas, dan ben je een WERKNEMER. Jouw baas wordt ook wel een WERKGEVER genoemd. Beide hebben bepaalde rechten en plichten. Je moet minstens het MINIMUM(JEUGD)LOONverdienen. Dat is het laagste bedrag dat een baas mag betalen. Dat is jouw RECHT als werknemer De baas moet er ook voor zorgen dat je veilig kunt werken en dat je werktijden niet te lang zijn. Als werknemer moet je je aan afspraken houden, bijvoorbeeld over hoe laat je moet beginnen en hoe je je moet gedragen op je werk. Dat is jouw PLICHT. Natuurlijk moet je goed je best doen en je werk serieus nemen. Zo zorg je ervoor dat je je LOON verdient en dat je baas tevreden is. .
Slide 6 - Tekstslide
Doel KGT 1.5
Ik kan verschillende redenen noemen om te sparen.
Ik kan uitleggen wat rente is.
Ik kan de rente berekenen.
Slide 7 - Tekstslide
1.5. De bank betaalt (KGT)
Slide 8 - Tekstslide
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
verschillende redenen noemen om te sparen.
uitleggen wat rente is.
uitleggen hoe banken geld verdienen.
rente berekenen.
Wat gaan we leren?
Slide 9 - Tekstslide
Mensen sparen voor om verschillende redenen. Dat noemen we spaarmotieven.
Er zijn drie soorten spaarmotieven!
Sparen voor een grote uitgave
Sparen voor een onverwachte uitgave
Sparen voor de rente
Spaarmotieven
Slide 10 - Tekstslide
Sparen levert rente op. Rente is een beloning voor het sparen. Rente wordt ook wel intrest genoemd.
De hoogte van de beloning (rente) is afhankelijk van:
het rentepercentage.
de hoogte van het spaarbedrag.
hoelang je al geld hebt staan op je spaarrekening.
Wat levert sparen op?
Slide 11 - Tekstslide
Redenen om te sparen
Interest = rente
onverwachte uitgaven
grote uitgaven
Slide 12 - Tekstslide
Rente berekenen per jaar
stap 1) bedrag delen door 100
stap 2) keer het rentepercentage
Of je maakt een tabel.
Slide 13 - Tekstslide
Opgave
Hoeveel rente betaalt de bank na een jaar aan de volgende spaarders?
Emma heeft € 3.000 spaargeld. Zij krijgt 4% rente.
€ 3.000 : 100 × 4 = € 120
Slide 14 - Tekstslide
Rente berekenen per maand
stap 1) bedrag delen door 100
stap 2) keer het rentepercentage
stap 3) delen door 12
Slide 15 - Tekstslide
Opgave
Hoeveel rente betaalt de bank na een maand aan de volgende spaarder?
Emma heeft € 3.000 spaargeld. Zij krijgt 4% rente.
€ 3.000 : 100 × 4 = € 120
€ 120 : 12 = € 10
vraag 2
kuyfwraih
Slide 16 - Tekstslide
Sparen
Lees goed wat de vraag is
en bedenk welke som je dan moet maken.
Slide 17 - Tekstslide
Opgave
De aankoopprijs is € 600.
Ik spaar er 12 maanden voor.
Hoeveel spaar ik per maand?
€ 600 : 12 = € 50
Slide 18 - Tekstslide
Opgave
De aankoopprijs is € 1.200.
Ik spaar elke maand € 60.
Hoe lang moet ik sparen?
€ 1.200 : € 60 = 20 maanden
Slide 19 - Tekstslide
Frieda heeft €3000 spaargeld. Zij krijgt 4% rente. Hoeveel € ontvangt Frieda aan rente?
Slide 20 - Open vraag
Laura heeft €15.000 geërfd. Zij zet dit op een spaarrekening en krijgt 1,9% rente. Hoeveel € rente krijgt ze?
Slide 21 - Open vraag
€ 500,-
Jij krijgt rente 3%
€ 500,-
Ik betaal rente 10%
Slide 22 - Tekstslide
Heeft sparen voor rente nog zin?
Slide 23 - Tekstslide
Spaarrekening
Geen vast rentepercentage
Geen vaste looptijd
Opnemen en storten is altijd mogelijk
Spaardeposito
Vast rentepercentage
Vaste looptijd
Opnemen en storten tijdens de looptijd niet mogelijk
Spaarvormen
Flexibel! Je kan altijd bij je geld!
Niet flexibel! Je kan pas bij je geld na de looptijd!
Slide 24 - Tekstslide
rente
Je hebt € 1.000,- op je spaarrekening staan. Je krijgt 4% rente van de bank. Hoeveel euro rente krijg je aan het eind van jaar 1?
Hoe reken je dit uit?
OPDRACHT
timer
2:00
Slide 25 - Tekstslide
rente
Je hebt € 1.000,- op je spaarrekening staan. Je krijgt 4% rente van de bank. Hoeveel euro rente krijg je aan het eind van jaar 1?