In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat is geen 'fictie'?
A
Een stripverhaal
B
het boek 'Spijt' van Carry Slee
C
Het boek over het leven van Enzo Knol
Slide 3 - Quizvraag
Tijd en vertelperspectief
De schrijver kan een verhaal spannend maken door te wisselen in tijd, plaats en perspectief.
De schrijver kan je hiermee misleiden of juist meer informatie geven.
Slide 4 - Tekstslide
Vertelperspectief
Het perspectief ligt bij de persoon in het verhaal van wie je weet wat hij denkt en voelt, meestal is dat de hoofdpersoon
Verhalen kunnen verteld worden uit verschillende perspectieven:
* ik-verteller
* de personale verteller
* de alwetende verteller
Slide 5 - Tekstslide
De ik-verteller
De ‘ik’ is zelf een personage in het verhaal. De ‘ik’ vertelt alleen wat hij zelf meemaakt, wat hij weet van anderen en wat hij denkt dat gebeurd is.
Het verhaal is geschreven in de 'ik' vorm.
Slide 6 - Tekstslide
De personale verteller
Het verhaal wordt in de 3e persoon verteld, een hij of zij. Deze heeft alleen inzicht in zijn eigen belevingswereld. Het verhaal wordt verteld vanuit zijn of haar perspectief en is geschreven in de 'hij''of 'zij vorm.
Slide 7 - Tekstslide
De alwetende verteller.
De alwetende verteller weet alles van alle personages, kan vooruitkijken, commentaar geven en de lezer persoonlijk aanspreken. de alwetende verteller is GEEN personage in een verhaal.
(Hangt als een helikopter boven het verhaal).
Slide 8 - Tekstslide
Wat is een groot verschil tussen een alwetende verteller en een personale verteller?
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Dit is een tekst met een ……… verteller
A
personale
B
ik
C
alwetende
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Dit is een tekst met een ……… verteller
A
personale
B
ik
C
alwetende
Slide 13 - Quizvraag
Wat wordt er bedoeld met een 'wisselend vertelperspectief'
A
Het verhaal wordt door meerdere personen verteld.
B
Het verhaal vindt op verschillende plekken plaats.
C
De persoon die het verhaal verteld wisselt in tijd.
Slide 14 - Quizvraag
chronologisch - niet-chronologisch
Een verhaal is chronologisch als de gebeurtenissen in een verhaal worden verteld in de volgorde waarin ze ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
Voorbeeld: Dagboek van Anne Frank
Een verhaal is niet-chronologisch als de schrijver wisselt in de tijd. De lezer komt er pas langzaam achter wat er gebeurd is.
Voorbeeld: boeken van Mel Wallis de Vries
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
flash forward - flash back
Flashback:
Is een terugblik in het verleden.
Flashforward:
Verwijst naar iets wat nog te gebeuren staat. Een blik in de toekomst.
LET OP: in beide gevallen wordt de chronologie van het verhaal onderbroken.