Dinsdag 14 maart 2023

Dinsdag 14  maart 2023
08.30 - 09.30 uur 
Woordenschat thema Muziek

12.10 - 12.40 uur 
Pauze
09.30 - 10.10 uur 
Disk - zelfstandig werken thema Muziek
12.40 - 14.20 uur 
Sport SPAZ

10.10 - 10.30 uur Pauze
10.30  - 11.20  uur  
woordenschat deel 2 /
grammatica
11.30 - 12.10 uur
Blink uit*

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Dinsdag 14  maart 2023
08.30 - 09.30 uur 
Woordenschat thema Muziek

12.10 - 12.40 uur 
Pauze
09.30 - 10.10 uur 
Disk - zelfstandig werken thema Muziek
12.40 - 14.20 uur 
Sport SPAZ

10.10 - 10.30 uur Pauze
10.30  - 11.20  uur  
woordenschat deel 2 /
grammatica
11.30 - 12.10 uur
Blink uit*

Slide 1 - Tekstslide

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema: Muziek

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 2 - Tekstslide

verdelen

  • in meerdere stukken maken 
  • iedereen een deel geven
  • verdeelde, heeft verdeeld; afleiding: de verdeling)
  • ik verdeel, zij verdeelt, wij verdelen
  • Zin: Hij verdeelde de taart in twaalf stukken.
  • Zin: De pizza is in 8 stukken verdeeld, we mogen elk twee stukken.

Slide 3 - Tekstslide

beginnen
  • het eerste deel van iets doen
  • starten
  • iets eerst doen
  • ik begin/ik begon  hij begint/hij begon  wij beginnen/wij begonnen
  • tegenstelling: eindigen
  • Zin: Het begin van het boek is mooier dan het eind.
  • Zin: Vandaag gaan wij beginnen met Engelse les, dit zal best wel spannend zijn.

Slide 4 - Tekstslide

de poster
  • een groot stuk papier met een afbeelding om aan de muur te hangen 
  • meervoud: posters
  • kan reclame opstaan of een mooie afbeelding
  • Zin: In mijn kamer hangt een poster met daarop een mooie vogel.
  • Zin: Op de poster van de Albert Heijn staat een hamster.

Slide 5 - Tekstslide

Sexy

  • een sexy persoon ziet er lichamelijk aantrekkelijk uit
  •  vergrotende trap: sexyer, overtreffende trap: meest sexy
  • interessant 
  • Zin: De actrice zag er sexy uit in haar mooie jurk.
  • Zin: Zij is de meest sexy vrouw van de hele film.

Slide 6 - Tekstslide

standaard
  • datgene wat als goed of juist beschouwd wordt
  • in normale gevallen
  • een stok waarop iets kan steunen of waaraan iets kan hangen
  • Zin: De standaard van mijn fiets is kapot, nu blijft hij niet staan.
  • Zin: Deze auto heeft standaard 5 deuren.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is sexy?
A
Iets wat heel mooi is.
B
Iets wat moeilijk is.
C
Iets wat makkelijk is.
D
Iets wat lelijk is.

Slide 8 - Quizvraag

Maak een zin met "beginnen".

Slide 9 - Open vraag

Leg in je eigen woorden uit wat het betekent:
"verdelen".

Slide 10 - Open vraag

Wat is standaard?
A
niet normaal
B
juist of goed
C
een cirkel waarop je fiets kan staan.

Slide 11 - Quizvraag

Zoek een foto van een poster.

Slide 12 - Open vraag

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 13 - Tekstslide

Waar zullen we ................... met opruimen?

Slide 14 - Open vraag

Mevrouw Astrid komt ....................... op dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag.

Slide 15 - Open vraag

Zoek een foto van een sexy persoon

Slide 16 - Open vraag

Wie .................. het brood zo dat iedereen het zelfde aantal sneetjes heeft?

Slide 17 - Open vraag

Op ....... ................ die in de gang hangen, staan de boeken die de leerlingen hebben gekregen.

Slide 18 - Open vraag

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.
De woorden: 
standaard
sexy
de poster
beginnen
verdelen

Slide 19 - Tekstslide

Disk
Werken aan bronnen en bouwstenen Disk thema Muziek.

Wil je een andere kleur of een toets maken? Vraag het je docent!

Slide 20 - Tekstslide

Pauze
    Pauze 
timer
20:00

Slide 21 - Tekstslide

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema: Muziek

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 22 - Tekstslide

Cool
  • dit woord wordt vooral gebruikt door jongeren, als zij iets of iemand heel geweldig vinden. 
  • iets wat cool is, is mooi en modern
  • Zin: Zij ziet er cool uit in haar nieuwe outfit.
  • Zin: Hij doet heel cool, hij maakt zich niet zo druk.

Slide 23 - Tekstslide

genieten
  • plezier hebben; leuk of lekker vinden
  •  zij genoot, hij heeft genoten, wij hebben genoten
  • niet te genieten: erg vervelend doen, humeurig, chagrijnig.
  • Zin: De vriendinnen genieten samen van het mooie weer.
  • Zin: Mijn broer is niet te genieten, hij heeft een slecht cijfer gehaald.

Slide 24 - Tekstslide

kennen
  • weten wat of wie iets of iemand is, weten hoe iets of iemand is
  •  iets weten doordat je het geleerd hebt
  • je laten kennen : iets zeggen of doen waaruit blijkt hoe je echt bent
  • ik kende, hij kende, wij hebben gekend
  • Zin: Ze kende de man niet, maar vond het leuk hem te ontmoeten.
  • Zin:  Ik heb mijn vriendin 25 jaar geleden leren kennen.

Slide 25 - Tekstslide

schrijven

  • met een pen woorden op papier zetten of  woorden op de computer typen
  • een tekst maken en op papier zetten
  • ik schreef, hij heeft geschreven, wij hebben geschreven
  • Zin: Kinderen van zes jaar leren lezen en schrijven.
  • Zin: Hij heeft een brief naar de burgemeester geschreven.

Slide 26 - Tekstslide

uitzoeken
  • door onderzoek bepalen 
  • bekijken en op de goede plaats leggen = sorteren
  • nemen uit verschillende mogelijkheden = kiezen
  • scheidbaar werkwoord
  • Zin: De meester moet uitzoeken wie dat water in de klas heeft gegooid.
  • Zin: Wij hebben uitgezocht met welke bus wij moeten reizen.

Slide 27 - Tekstslide

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.
De woorden: 
cool
genieten
kennen
schrijven
uitzoeken

Slide 28 - Tekstslide

Grammatica
  • je weet wat het werkwoord hoeven betekent;
  • je kan het werkwoord hoeven vervoegen;
  • je kan het werkwoord hoeven correct gebruiken in een zin;
  • je kan alle modale werkwoorden correct invullen in een zin.

Slide 29 - Tekstslide

Het werkwoord Hoeven
Hoeven wordt gebruikt om uit te drukken dat het niet noodzakelijk of wenselijk is dat iets gebeurt of het geval is.

Voorbeeldzinnen
  • Ze hoeft niet met ons mee te gaan. ('Het is niet nodig dat ze met ons meegaat')
  • Je hoeft niets mee te nemen, wij zorgen voor eten en drinken. ('Het is niet nodig dat je iets meeneemt')
  • Jullie hoeven pas morgen te vertrekken, dus jullie hebben nog alle tijd. ('Het is niet eerder dan morgen noodzakelijk dat jullie vertrekken')
  • Hij hoefde nauwelijks iets te betalen ('Hij moest bijna niets betalen')

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Alle modale werkwoorden
De volgende situaties horen bij deze werkwoorden:
Noodzaak: 'moeten'
Waarschijnlijkheid: 'zullen'
Mogelijkheid: 'kunnen'
Wenselijkheid: 'willen'
Geen verplichting: 'hoeven'
Toestemming hebben: 'mogen'

 morgen naar school lopen. (noodzaak)
Jij
 daar misschien nog naar toe. (mogelijkheid)
Zij
 daar niet na 8 uur 's avonds komen. (toestemming hebben)
Hij
 niet iedere dag te sporten. (geen verplichting)
Zij
 daar niet heen gaan, want het is ver weg. (waarschijnlijkheid)
Hij
 zich er niet mee bemoeien. (wenselijkheid)
Wij
 het project voor morgen nog voorbereiden. (noodzaak)
Zij
 niet met ons mee doen. (mogelijkheid)
Ik
 nog maar 3 opdrachten te maken. (geen verplichting)
Het feest
 vanavond bij mij gevierd worden. (toestemming hebben)










Slide 32 - Tekstslide

Ik ....................... morgen naar school lopen. (noodzaak)
A
mag
B
wil
C
moet
D
hoef

Slide 33 - Quizvraag

Jij...............daar misschien nog naar toe. (mogelijkheid)
A
moet
B
wil
C
zal
D
kan

Slide 34 - Quizvraag

Zij ............ daar niet na 8 uur 's avonds komen. (toestemming hebben)
A
moet
B
mag
C
wil
D
kan

Slide 35 - Quizvraag

Hij ............ niet iedere dag te sporten. (geen verplichting)
A
kan
B
wil
C
hoeft
D
moet

Slide 36 - Quizvraag

Zij ...........daar niet heen gaan, want het is ver weg. (waarschijnlijkheid)
A
zal
B
moet
C
kan
D
hoeft

Slide 37 - Quizvraag

Hij ................. zich er niet mee bemoeien. (wenselijkheid)

Slide 38 - Open vraag

Wij .............het project voor morgen nog voorbereiden. (noodzaak)

Slide 39 - Open vraag

Zij ...............niet met ons mee doen. (mogelijkheid)

Slide 40 - Open vraag

Ik .............. nog maar 3 opdrachten te maken. (geen verplichting)

Slide 41 - Open vraag

Het feest ............vanavond bij mij gevierd worden. (toestemming hebben)

Slide 42 - Open vraag

Blink uit*

Slide 43 - Tekstslide

Pauze
    Pauze 
timer
30:00

Slide 44 - Tekstslide

Sport

We gaan lekker sporten

Slide 45 - Tekstslide