30.07.24 - Les 5

• Duits
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 4

Goedemiddag heren!

Inhoud

• Hoe gaat het met je vandaag?⌚5 Min.
• Herhaling les 4 ⌚5 Min.
• Smalltalk: Thema Reizen ⌚20-25 Min.
• Modale hulpwerkwoorden ⌚10 Min.
• Pauze ⌚10 Min.
• Oefenen met modale hulpwerkwoorden ⌚20 Min.
• Scheidbare werkwoorden (15 minuten)
• Afronden ⌚5 Min.

Hoe gaat het met je vandaag?

Smalltalk: Reizen

Herhaling les 4

• Welke werkwoorden hebben we de vorige keer behandeld?
• Vervoeg die werkwoorden a.u.b.

Modale hulpwerkwoorden

Waar denken jullie aan bij modale hulpwerkwoorden?

Modale hulpwerkwoorden

Modale hulpwerkwoorden zijn speciale werkwoorden die iets zeggen over hoe iemand iets doet of hoe iemand over iets denkt. Ze geven vaak mogelijkheid, noodzaak, wens, of toestemming aan. 

Modale hulpwerkwoorden

• Kunnen (can) - Gebruikt om aan te geven dat iemand iets kan doen of dat iets mogelijk is. Bijvoorbeeld: "Ik kan zwemmen."
• Moeten (must)- Geeft aan dat iets noodzakelijk is of dat er een verplichting is. Bijvoorbeeld: "Ik moet nu naar huis."
• Willen (will) - Uit wat iemand wil doen. Bijvoorbeeld: "Ik wil een boek lezen."
• Mogen (may) - Gebruikt voor toestemming. Bijvoorbeeld: "Mag ik naar het feestje?"
• Zullen (shall) - Dit woord gebruik je voor toekomstige acties of om een belofte of voorspelling te doen. Bijvoorbeeld: "Wij zullen morgen naar het park gaan."
• Hoeven (don't have to) - Dit is vaak gebruikt in negatieve zinnen om aan te geven dat iets niet nodig is. Het wordt altijd samen met "niet" gebruikt. Bijvoorbeeld: "Je hoeft niet te komen als je geen tijd hebt."

Pauze (10 Min.)

Even oefenen..

nt2taalmenu.nl

Smalltalk: Planning rest v/d week

Blijf NL spreken en blijf oefenen! Tot 22.08!