In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Wat is een standpunt?
Slide 1 - Open vraag
Wat is een argument?
Slide 2 - Open vraag
Slide 3 - Video
doelen
Ik kan onderscheid maken tussen standpunt en argument.
Ik kan onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten.
Ik kan een argumentatie weergeven in een blokjesschema.
Slide 4 - Tekstslide
argumentatie
De schrijver van een overtuigende tekst wil de lezer overtuigen van zijn standpunt of mening. Hij onderbouwt zijn standpunt: hij legt met argumenten uit waarom hij dit standpunt heeft.
feitelijke en waarderende argumenten
Slide 5 - Tekstslide
feitelijke argumenten
Een feitelijk argument kun je controleren: het is waar of het is niet waar:
Ik bestel liever een pizza bij een pizzakoerier, want bestellen is veel minder werk dan zelf een pizza bakken.
Slide 6 - Tekstslide
waarderende argumenten
Een waarderend argument kun je niet controleren.
Ik bak liever zelf een pizza in plaats van er een te bestellen, want zelfgemaakte pizza's vind ik lekkerder.
Slide 7 - Tekstslide
enkelvoudige argumentatie
De schrijver onderbouwt zijn standpunt met één argument.
Slide 8 - Tekstslide
nevenschikkende argumentatie
De schrijver onderbouwt zijn standpunt met meer argumenten:
Ik vind De grijze jager een leuk boek, want het is spannend, zit goed in elkaar en het is realistisch.
Slide 9 - Tekstslide
voorbeeld
Ik vind De grijze jager een leuk boek.
Het is
spannend.
Het zit goed in elkaar.
Het is realistisch.
Slide 10 - Tekstslide
onderschikkende argumentatie
De schrijver onderbouwt zijn argument met een ondersteunend argument:
Ik vind De grijze jager een leuk boek, want het is realistisch, omdat het over levensechte personages gaat.
Slide 11 - Tekstslide
voorbeeld
Ik vind De grijze jager een leuk boek.
Het is realistisch.
Het gaat over levensechte personages.
Slide 12 - Tekstslide
standpunt en argument
Een standpunt wordt vaak aangekondigd met een signaalwoord als:
ik vind..., de schrijver is van mening dat..., zij denkt dat...
Een argument wordt vaak aangekondigd met een signaalwoord als:
omdat, de reden hiervoor is, want, immers, namelijk, ...
Slide 13 - Tekstslide
doelen
Ik kan onderscheid maken tussen standpunt en argument.
Ik kan onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten.
Ik kan een argumentatie weergeven in een blokjesschema.