Mr. Bean gaat zwemmen + Mr. Bean schildert de woonkamer

BEKIJK het fragment.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Buitengewoon secundair onderwijs

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

BEKIJK het fragment.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

WELKE zin past bij de foto?
A
Mr.Bean is blij.
B
Mr.Bean is bang.
C
Mr.Bean is boos.
D
Mr.Bean is verlegen.

Slide 3 - Quizvraag

WELKE zin past bij de foto?
A
Mr. Bean verliest zijn bikini.
B
Mr. Bean verliest zijn badpak.
C
Mr. Bean verliest zijn onderbroek.
D
Mr. Bean verliest zijn zwembroek.

Slide 4 - Quizvraag

WELKE zin past bij de foto?
A
Hij staat boven op de springplank.
B
Hij gaat naar de kleine glijbaan.
C
Hij verstopt zich in het water.
D
Hij verstopt zich achter een muur.

Slide 5 - Quizvraag

WELKE zin past bij de foto?
A
Hij valt in het water.
B
Hij verliest zijn zwembroek.
C
Hij ziet de springplank.
D
Hij zit op de kleine glijbaan.

Slide 6 - Quizvraag

WELKE zin past bij de foto?
A
De badmeester is bang.
B
De badmeester is blij.
C
De badmeester is boos.
D
De badmeester is verlegen.

Slide 7 - Quizvraag

1. Wat heb je gezien?

Slide 8 - Tekstslide

QUIZ: 


BEANTWOORD de vijf vragen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

BEKIJK het fragment.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

1. Wat heb je gezien?

Slide 13 - Tekstslide

WELKE zin past bij de foto?
A
Op de lamp is een kring van de verfpot.
B
Op de kast is een kring van de verfpot.
C
In de stoel is een kring van de verfpot.
D
Op de tafel is kring van de verfpot.

Slide 14 - Quizvraag

WELKE zin past bij de foto?
A
Voetsporen van een hond.
B
Er zijn veel witte handsporen in de gang.
C
In de woonkamer zijn er veel voetsporen.
D
Er zijn veel witte voetsporen in de gang.

Slide 15 - Quizvraag

WELKE zin past bij de foto?
A
Er zit een bom in de verfpot.
B
De verfborstel valt in de verfpot.
C
Er zit een cadeau in de verfpot.
D
Er zit een spelletje in de verfpot.

Slide 16 - Quizvraag

WELKE zin past bij de foto?
A
De buurman wil zijn hoed pakken.
B
De buurman is boos.
C
De buurman vertrekt van het feest.
D
De buurman kan niet naar binnen.

Slide 17 - Quizvraag

9

Slide 18 - Video

00:14
Wat gaat Mr. Bean doen?
A
Eten.
B
Lopen.
C
Drinken.
D
Verven.

Slide 19 - Quizvraag

00:28
Waarom slaat hij met een hamer?
A
Zijn borstel is stout.
B
Zijn borstel is zacht.
C
Zijn borstel is hard.
D
Zijn borstel is klein.

Slide 20 - Quizvraag

01:05
Wat gebruikt hij om te verven?
A
Zijn beer.
B
Zijn handdoek.
C
Zijn sok.
D
Zijn jas.

Slide 21 - Quizvraag

01:18
Waar hangt de verf op?
A
Op de tafel.
B
Op de lamp.
C
Op het bed.
D
Op zijn jas.

Slide 22 - Quizvraag

01:47
Wat pakt Mr. Bean in?
A
Een appel.
B
Een peer.
C
Een banaan.
D
Een sinaasappel.

Slide 23 - Quizvraag

03:01
Wat doet Mr. Bean in de verf?
A
Een bom.
B
Vuurwerk.
C
Een borstel.
D
Vuur.

Slide 24 - Quizvraag

04:00
Wie gaat binnen bij Mr. Bean?
A
Zijn buurvrouw.
B
Zijn oma.
C
Zijn kind.
D
Zijn buurman.

Slide 25 - Quizvraag

04:45
Wat wilde de buurman pakken?
A
Zijn stok.
B
Zijn jas.
C
Zijn hoed.
D
Zijn telefoon.

Slide 26 - Quizvraag

04:48
Mr. Bean kan goed verven.
A
Dat vind ik ook.
B
Dat vind ik niet.

Slide 27 - Quizvraag