hv1n 31/01

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Welkom hv1n!

Telefoon in de telefoontas? Ga lekker zitten.

Je hebt nodig:

• leesboek
• lesboek
• schrift
• pen of potlood

Als je je spullen hebt gepakt

ga je in stilte lezen in je leesboek

Deze les

We gaan deze les:

• het huiswerk bespreken
• theorie herhalen (klassikaal)
• oefentoets maken (zelfstandig)

Het tweede deel van de les gaan we:

• fragmenten lezen

Lesdoelen

Aan het einde van deze les weet je:

• Wat het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst zijn,
• en hoe je deze kunt vinden.
• Welke vijf tekstdoelen er zijn.
• Wat een alinea en kernzin is,
• en hoe je deze kunt herkennen in een tekst. 

Opdr. 6 op p. 33-34

Jullie hebben de opdracht online gemaakt. 

Heb je nog een vraag over de opdracht of de tekst?

Even denken..

We hebben het eerder gehad over het onderwerp en de hoofdgedachte. 

Wat is het onderwerp? En de hoofdgedachte?

En hoe kan ik deze vinden in de tekst?

Tekstdoelen

Elke schrijver wil iets bereiken met zijn tekst: dit noem je het doel. 

We leren nu vijf tekstdoelen:

• amuseren
• informeren
• instrueren
• overtuigen
• activeren

Amuseren

Informeren

Instrueren

Overtuigen

Activeren

Advertentie

Flyer

Mop

Studieboek

Verslag

Spelregels

Recept

Verhaal

Recensie

Betoog

Alinea & kernzin

Elke tekst is verdeeld in alinea's. Korte stukken tekst die een eigen deelonderwerp hebben.

Elke alinea bevat een kernzin. Zo'n zin is de belangrijkste zin uit de alinea, hij omschrijft eigenlijk waar de alinea over gaat. 

(= korte samenvatting)

Aan de slag!

Wat? Je maakt de oefentoets

Hoe? Zelfstandig, dus in stilte. Je mag op de toets schrijven.

Hulp? Je kan je boek gebruiken als het nodig is. BBB.

Tijd? 15 minuten

Uitkomst? We gaan het zo bespreken

Klaar? Maak een samenvatting van § 3 en 4 - ga vast leren. 

Lesdoelen

Aan het einde van deze les weet je:

• Wat het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst zijn,
• en hoe je deze kunt vinden.
• Welke vijf tekstdoelen er zijn.
• Wat een alinea en kernzin is,
• en hoe je deze kunt herkennen in een tekst. 

Klopt dit? 

Je kunt even naar de wc, of wat water drinken.

We gaan zo verder met de les. 

Lezen

We gaan fragmenten lezen. 

Open je boekje voor het tweede fragment. 

We frissen eerst even op hoe het boekje werkt.