Mens en Omgeving (H4.4)

Wat willen de klanten?
Non-verbale communicatie
Verbale communicatie
Taalgebruik
Omgangsvormen
Quiz
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat willen de klanten?
Non-verbale communicatie
Verbale communicatie
Taalgebruik
Omgangsvormen
Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Non-verbale communicatie
  • Non-verbale communicatie is communiceren zonder taal te gebruiken. Je communiceert b.v. met je houding, kleding of met oogcontact. 
  • Houding
  • Bewegingen

  • Gezichtsuitdrukkingen

Slide 2 - Tekstslide

Verbale communicatie
  •  Verbale communicatie is communicatie met taal. Je communiceert dus met woorden. 
  • Gesproken of geschreven


  • Wat je denkt uit je meestal met taal (verbaal). Wat je voelt en wilt, uit je vaak met gedrag (non-verbaal).

Slide 3 - Tekstslide

Verbale communicatie
Luisteren
De basisvaardigheden van actief luisteren zijn:
  • Kijk de bezoeker aan.
  • Stel vragen om de bezoeker beter te begrijpen (open/gesloten). 
  • Geef een korte samenvatting van het verhaal dat je hebt gehoord om te controleren of je het goed hebt begrepen.
  • Laat de bezoeker uitpraten.
Een goede luistermethode is LSD: Luisteren, Samenvatten en Doorvragen.

Slide 4 - Tekstslide

Taalgebruik
Informele taal
  • Taal die je dagelijks gebruikt. Je hoeft je niet aan allerlei regels te houden, het is vaak taal die je gebruikt onder vrienden of bekenden. Houd er rekening mee bij wie je de informele taal kunt gebruiken.
Formele taal
  • Taal volgens de regels, het is 'zakelijke taal'. Je gebruikt formele taal in een zakelijk gesprek. Je moet je hierbij aan regels of afspraken houden.
Soms moet je je taalgebruik aanpassen (b.v. bij slechthorende of mensen die niet goed Nederlands spreken)



Slide 5 - Tekstslide

Omgangsvormen
Hoe hoor je met mensen om te gaan?
  • Ontvangst: begroet mensen netjes, maak oogcontact, houd de deur open, vraag waarvoor de bezoeker komt, begeleid de bezoeker naar de juiste plek, pas je taalgebruik aan. 
  • Gesprek: zorg voor oogcontact, luister goed, zit recht op, zorg er voor dat het gesprek niet stilvalt, rond netjes af.
  • Afscheid: laat de cliënt uit, bedank de cliënt.

Slide 6 - Tekstslide

Omgangsvormen
Belangrijk is dat de omgang:
  • netjes is;
  • gastvrij is;
  • met aandacht is. 
Het is belangrijk dat je als baliemedewerker beleefd bent. 
Beleefdheid = manier van omgaan met mensen waarbij je laat zien dat je een ander respecteert.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de betekenis van communicatie?
A
Het verwerken van een boodschap.
B
Het overbrengen van een boodschap.
C
Het ontvangen van een boodschap.
D
Het overbrengen en ontvangen van een boodschap.

Slide 8 - Quizvraag


Verbaal
Non-verbaal

Slide 9 - Poll

Wat is een voorbeeld van informele taal?
Wat kan ik voor u doen?
Spreek je later!

Slide 10 - Poll

Whatsappen is een voorbeeld van...
Non-verbale communicatie
Verbale communicatie

Slide 11 - Poll

Wat hoort NIET bij actief luisteren?
Onderbreek de cliënt als iets niet duidelijk is.
Kijk de bezoeker aan.
Stel vragen om de bezoeker beter te begrijpen.

Slide 12 - Poll

Als je een cliënt niet begrijpt wat moet je dan doen?
A
Navragen wat hij bedoelt.
B
Er later op terugkomen.
C
Denken dat het uit zichzelf wel weer goedkomt.
D
Negeren

Slide 13 - Quizvraag

Maken deze les.
Opdracht: Wat willen de klanten?
-5 Open- en 5 Gesloten vragen inleveren via magister.me
Woordweb laten zien bij de docent.
Klaar? Lees en maak Veiligheid en toegankelijkheid.

Slide 14 - Tekstslide

Zelf meenemen voor de opdracht inrichting van de sportschool!
EEN SCHOENENDOOS!!

Slide 15 - Tekstslide