20/10 figuurlijk taalgebruik- ws H2 les 3

Telefoon in de tas en snel gaan zitten.
In stilte pak je je laptop en log in op de LessonUP. Pak dan je lesboek, schrift, leesboek, mandela, etui en kleurtjes.
Ga lekker kleuren, terwijl je luistert naar de docent die voorleest.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Telefoon in de tas en snel gaan zitten.
In stilte pak je je laptop en log in op de LessonUP. Pak dan je lesboek, schrift, leesboek, mandela, etui en kleurtjes.
Ga lekker kleuren, terwijl je luistert naar de docent die voorleest.

Slide 1 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik
H2

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Voorlezen/kleuren (al gedaan)
  • Instructie/quiz
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • weet je wat figuurlijk taalgebruik is en kan je dat herkennen  in een tekst
  • heb je geoefend met figuurlijk taalgebruik
  • heb je geoefend met de nieuwe moeilijke woorden en uitdrukkingen uit  h2 van woordenschat 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Figuurlijk taalgebruik

Slide 8 - Tekstslide

Waarom?
  • Figuurlijk taalgebruik wordt gebruikt om bijvoorbeeld een boodschap krachtiger of duidelijker over te laten komen.
--> Het beeld dat gebruikt wordt, versterkt het idee achter de boodschap.
  • Het is belangrijk dat je figuurlijk taalgebruik herkent, omdat je de tekst soms verkeerd kan gebruiken door dingen letterlijk te nemen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Het zit hen allemaal mee.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 11 - Quizvraag

Ik heb een wond aan mijn hoofd
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 12 - Quizvraag

Ik heb een zere keel
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 13 - Quizvraag

Mijn broer krijgt de baard in de keel
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 14 - Quizvraag

Ik heb er een hard hoofd in of ik dit jaar ga slagen voor mijn eindexamen
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 15 - Quizvraag

Je moet het nou eens goed in je oren knopen, dat je op tijd moet komen
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 16 - Quizvraag

Hij houdt een oogje in het zeil
timer
1:00
A
Hij gaat slapen
B
Het gaat goed met hem
C
Hij let goed op wat er gebeurt

Slide 17 - Quizvraag

Hij gaat onder zeil
timer
1:00
A
Hij gaat slapen
B
Het gaat goed met hem
C
Hij let goed op wat er gebeurt

Slide 18 - Quizvraag

Hij heeft de wind in de zeilen
timer
1:00
A
Hij gaat slapen
B
Het gaat goed met hem
C
Hij let goed op wat er gebeurt

Slide 19 - Quizvraag

Werk voor deze les + huiswerk: 

Blz.53, opdracht 5 + 6
+woordenlijst maken van de woorden/uitdrukkingen met betekenissen uit opdracht 5
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!

Wat niet af is = huiswerk
Klaar = lezen
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!
timer
30:00

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • weet je wat figuurlijk taalgebruik is en kan je dat herkennen  in een tekst
  • heb je geoefend met figuurlijk taalgebruik
  • heb je geoefend met de nieuwe moeilijke woorden en uitdrukkingen uit  h2 van woordenschat 

Slide 21 - Tekstslide

Ik weet wat figuurlijk taalgebruik is en kan dat herkennen in een tekst.
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 23 - Open vraag

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 24 - Open vraag