wk 49 1.3 Europese landbouw en de rest van de wereld

1.3 Europese landbouw en de rest van de wereld

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.3 Europese landbouw en de rest van de wereld

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. Terugblik vorige les:
    - oorzaak-gevolg schema
    - pubquiz in teams

  2. Uitleg paragraaf 1.3 

  3. Oefenen met stof

Slide 2 - Tekstslide

Meer of minder?

Slide 3 - Tekstslide

Pubquiz: (Over)leven in EU §1 en 2
  • Je mag je boek gebruiken, maar let op! Je hebt maar 30 seconden per vraag.
  • Overleg in tweetallen 
  • Schrijf jullie gezamenlijke antwoord op het antwoordblad
  • Vragen over (de belangrijkste dingen) van overleven in EU tot nu toe


    Een ander duo checkt straks jouw werk 

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 1
In 1951 werd de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal opgericht. Zij hielden zich bezig met kolen en staal voor de wapenhandel, maar bemoeide zich niet met de landbouw. 

De voedselkringloop speelde zich op lokale schaal af (niet internationaal). Boeren deden aan akkerbouw én veeteelt.

Hoe heet zo'n boerenbedrijf dat allebei doet? 
1 punt

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 2
In 1957 werd de Europese Economische Gemeenschap (EEG) opgericht. Tijdens en na WO2 waren er veel voedseltekorten.
De zes lidstaten spraken twee kerndoelen af.

Wat waren deze twee kerndoelen?
2 punten

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 3
Hoe heet de subsidie waarbij boeren voor ieder product dat ze leverden, een geld bedrag ontvingen. 
1 punt

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 4
Aangemoedigd door subsidies probeerden boeren hun productie te verhogen.

Veel boeren gingen zich daarom specialiseren.
Wat wordt bedoeld met specialisatie
1 punt

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 5
Boeren ruilen stukken land met elkaar, om efficiënter te zijn. Deze ontwikkeling zie je op de foto's. Hoe heet dit? 
naar
1 punt

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 6
Een boer met 30 koeien kan geen melkrobot betalen, een boer
met 300 koeien wel. 

Boerenbedrijven werden steeds groter om zo de
productiekosten te verlagen en de opbrengst te 
verhogen. 

Zijn er door de schaalvergroting meer of minder
boerenbedrijven in nederland? 
1 punt

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 7
Boeren waren te succesvol, er werd te veel geproduceerd. 
Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid bedacht toen de quota. 

Wat hield dat in? 
1 punt

Slide 11 - Tekstslide

Vraag 8
Sommige boeren in de EU verliezen de concurrentiestrijd in de interne markt en stoppen. Als boeren ermee stoppen, gaat de leefbaarheid op het platteland achteruit. Op de foto's zie je voorbeelden hoe de EU helpt.
Hoe heet deze hulp?
1 punt

Slide 12 - Tekstslide

Pubquiz: (Over)leven in EU §1 en 2
  • Geef je antwoorden aan het tafeltje achter je
  • Het achterste tafeltje geef het aan de voorste 

Slide 13 - Tekstslide

Vraag 1
In 1951 werd de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal opgericht. Zij hielden zich bezig met kolen en staal voor de wapenhandel, maar bemoeide zich niet met de landbouw. 

De voedselkringloop speelde zich op lokale schaal af (niet internationaal). Boeren deden aan akkerbouw én veeteelt. Hoe heet zo'n boerenbedrijf dat allebei doet? 
Gemengd bedrijf

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 2
In 1957 werd de Europese Economische Gemeenschap (EEG) opgericht. De zes lidstaten spraken twee kerndoelen af.

Wat waren deze twee kerndoelen?
  • Voldoende beschikbaar en betaalbaar voedsel voor Europese burgers
  • Europese boeren redelijke levensstandaard met stabiel inkomen

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 3
Hoe heet de subsidie waarbij boeren voor ieder product dat ze leverden, een geld bedrag ontvingen. 
1 punt
Productiesubsidie

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 4
Aangemoedigd door subsidies probeerden boeren hun productie te verhogen.

Veel boeren gingen zich daarom specialiseren.
Wat wordt bedoeld met specialisatie
1 punt
Boeren kiezen voor veeteelt óf akkerbouw

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 5
Boeren ruilen stukken land met elkaar, om efficiënter te zijn. Deze ontwikkeling zie je op de foto's. Hoe heet dit? 
naar
1 punt
ruilverkaveling

Slide 18 - Tekstslide

Vraag 6
Een boer met 30 koeien kan geen melkrobot betalen, een boer
met 300 koeien wel. 

Boerenbedrijven werden steeds groter om zo de
productiekosten te verlagen en de opbrengst te 
verhogen. 

Zijn er door de schaalvergroting meer of minder
boerenbedrijven in nederland? 
1 punt
minder

Slide 19 - Tekstslide

Vraag 7
Boeren waren te succesvol, er werd te veel geproduceerd. 
Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid bedacht toen de quota. 

Wat hield dat in? 
Een boer mag maar een maximale hoeveelheid aan gewas of dier produceren. 
(Ga je erover heen: boete)
1 punt

Slide 20 - Tekstslide

Vraag 8
Sommige boeren in de EU verliezen de concurrentiestrijd in de interne markt en stoppen. Als boeren ermee stoppen, gaat de leefbaarheid op het platteland achteruit. Op de foto's zie je voorbeelden hoe de EU helpt.
Hoe heet deze hulp?
Subsidie voor plattelandsontwikkeling
1 punt

Slide 21 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Lees §1.3 en maak de opdrachten 2, 3 en 4.

Slide 22 - Tekstslide

Evaluatie

Slide 23 - Tekstslide

1.3 Europese landbouw en de rest van de wereld

Sla je boek open op pagina 23!

Slide 24 - Tekstslide

Lesdoel(en) les 2.
Aan het einde van de les kan ik:

  • Uitleggen wat de                           is en wat hun basisregels zijn


  • Uitleggen wat de gevolgen van de WTO-afspraken zijn voor de landbouw

WTO
World Trade Organization

Slide 25 - Tekstslide

Benodigde voorkennis 
Je weet wat vrijhandel is
Je kent wat protectionisme is
Vrijhandel is een vrij, onbelemmerd verkeer van goederen en diensten tussen verschillende landen.
Protectie / protectionisme is het beschermen van nationale of internationale markten door het instellen vna handelsbelemmeringen of het geven van steun aan de eigen producten. 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

WTO
  • Naast EU speelt WTO ook rol in landbouw

  • Filosofie --> vrijhandel, elk land eerlijke kans om te ontwikkelen

  • Alle EU-lidstaten onderdeel van WTO 

Slide 28 - Tekstslide

WTO: 4 basisregels
  1.  Als één land een gunstige voorwaarde krijgt, geldt dat voor alle landen.

  2. Geen onderscheid tussen buitenlandse en 'eigen' producten.

  3. Tarieven moeten vast zijn, dat geeft zekerheid en vertrouwen

  4. Oneerlijke handelspraktijken zijn niet toegestaan

Slide 29 - Tekstslide

WTO: 4 basisregels
  1.  Als één land een gunstige voorwaarde krijgt, geldt dat voor alle landen.
  2. Geen onderscheid tussen buitenlandse en 'eigen' producten.
  3. Tarieven moeten vast zijn, dat geeft zekerheid en vertrouwen
  4. Oneerlijke handelspraktijken zijn niet toegestaan
Waarom was de WTO in het verleden geen fan van het landbouwbeleid van de EU? 

Slide 30 - Tekstslide

Fort Europa 
In het verleden:
  • productie- en inkomenssubsidies
  • invoertarieven 
  • uitvoersubsidies (dumping)

Tegenwoordig:
  • rechtvaardiger 
  • 90% is nu fair, alleen de invoertarieven bestaan nog 

Slide 31 - Tekstslide

Van fort naar vrije markt
Waarom?                                 EU wil graag eerlijker produceren en handelen  


Vrijhandel heeft voor- en tegenstanders...
1) Leidt meer vrijhandel tot meer concurrentie voor de Europese landbouw en/of een grotere afzetmarkt? 
2) Gaan vrijhandel en verduurzaming samen?
3) Zal meer vrijhandel de welvaart op de wereld beter verdelen?           

Slide 32 - Tekstslide

Aan de slag!
Zelfstandig werken
Lees:
- paragraaf 1.3 (p.23-30)

Maak:
- opdracht 5, 6 en 8


We bespreken straks de vragen klassikaal

Slide 33 - Tekstslide

Lesdoelen check
Aan het einde van de les kan ik:

  • Uitleggen wat de WTO  is en wat hun basisregels zijn
  • Uitleggen wat de gevolgen van de WTO-afspraken zijn voor de landbouw

Slide 34 - Tekstslide