T4 - Leesvaardigheid P2 - PTA C

Wat gaan we doen vandaag?
- Zodra iedereen zijn/haar cijfer voor de schrijftoets ontvangen heeft gaan we de toets nabespreken.
- Deze periode ...
- Leesvaardigheid

Voordat ik het vergeet.... zijn er dieetwensen onder mijn coachleerlingen?
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen vandaag?
- Zodra iedereen zijn/haar cijfer voor de schrijftoets ontvangen heeft gaan we de toets nabespreken.
- Deze periode ...
- Leesvaardigheid

Voordat ik het vergeet.... zijn er dieetwensen onder mijn coachleerlingen?

Slide 1 - Tekstslide

Deze periode...
- Toets leesvaardigheid (Les 25-26-27-37-38-39)
- Kijk- en luistertoets 
- Toets spreekvaardigheid (presentatie/debat) 

Mogelijkheid om PTA: H (Fictie boeken mondeling) al af te nemen 
- Hoe staat het met het lezen van jullie boeken?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Even oefenen
Onderstreep/arceer in de tekst die je ontvangt zoveel mogelijk signaalwoorden.. ( je mag spieken op bladzijde 54 in je boek)

Slide 5 - Tekstslide

Zelfstandig aan de slag.. 
Je maakt opdracht 1 t/m 14 van les 25,
opdracht 10 mag je overslaan.

Klaar? Lekker lezen

Slide 6 - Tekstslide

Verband, betekent:
(Het houdt verband met elkaar)
A
bruikbaar
B
geschikt
C
samenhang
D
gewoon

Slide 7 - Quizvraag

Er is een verband tussen vervuiling en de opwarming van de aarde.
Verband =
A
ze hebben iets met elkaar te maken
B
ze gebeuren op hetzelfde moment

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandignaamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 9 - Quizvraag

'maar'
geef een ..... verband aan
A
Toelichtend
B
Opsommend
C
Chronologisch
D
Tegenstellend

Slide 10 - Quizvraag

chronologisch (tijd) verband
A
daarna
B
bijvoorbeeld
C
kortom
D
als ... dan

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een opsommend verband?
A
een tijdsvolgorde
B
elkaars tegenovergestelde
C
zaken worden achter elkaar verteld

Slide 12 - Quizvraag

'toch' is een signaalwoord bij het verband ......
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden

Slide 13 - Quizvraag

Vergelijkend verband
A
Ik wil net als mijn vader later piloot worden!
B
Morgen ben ik jarig en ga ik zwemmen . Daarna gaan we patat eten.
C
Ik heb geen zin in het weekend, want ik moet huiswerk maken.

Slide 14 - Quizvraag

Opsommend verband...
A
is sprake van als dingen achter elkaar worden genoemd
B
worden in een tekst tegenovergestelde dingen genoemd
C
wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp
D
worden de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde beschreven

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord geeft een verband in de tijd aan (chronologisch verband)?
A
Daarentegen
B
Omdat
C
Vanwege
D
Toen

Slide 16 - Quizvraag

Tegenstellend verband...
A
is sprake als dingen achter elkaar worden opgenoemd
B
Er worden in een tekst tegenovergestelde dingen genoemd
C
Er wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp
D
Er worden de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde beschreven

Slide 17 - Quizvraag

signaalwoord voor een voorwaardelijk verband
A
indien
B
zoals
C
vervolgens
D
omdat

Slide 18 - Quizvraag

'Omdat' hoort bij het verband...
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
opsomming
D
reden

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een tegenstellend verband?
A
Dingen zijn hetzelfde
B
Zaken zijn elkaars tegenovergestelde
C
Dingen staan in een volgorde
D
Dingen worden opgenoemd

Slide 20 - Quizvraag

opsommend verband
A
bovendien
B
want
C
daarom
D
tenzij

Slide 21 - Quizvraag

Tegenstellend verband
A
Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.
B
Als ik naar school ga moet ik eerst met de metro naar Zuid, dan met de bus naar Hoofddorp en dan nog een stukje fietsen.
C
Om te beginnen vind ik dit boek erg vervelend om te lezen. Verder zou ik graag een ander thema willen kiezen.
D
Mijn moeder maakt graag Italiaanse gerechten zoals pasta en pizza.

Slide 22 - Quizvraag

Aan welke verband herken je een voorwaardelijk verband NIET?
A
indien
B
tenzij
C
mits
D
ofschoon

Slide 23 - Quizvraag

Chronologisch verband...
A
is sprake als dingen achter elkaar worden opgenoemd
B
Er worden in een tekst tegenovergestelde dingen genoemd
C
Er wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp
D
Er worden gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde beschreven

Slide 24 - Quizvraag

"zo" is een signaalwoord voor een ... verband
A
opsommend
B
tegenstellend
C
chronologisch (tijd)
D
toelichtend (voorbeeld)

Slide 25 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijd'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 26 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 27 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
ten eerste
B
daarom
C
bijvoorbeeld
D
maar

Slide 28 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 29 - Quizvraag

Wat is GEEN signaalwoord?
A
die
B
dus
C
maar
D
bovendien

Slide 30 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen

Slide 31 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 32 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'opsomming'?
A
en
B
ook
C
daarna

Slide 33 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
vanwege
B
zoals
C
tot slot
D
toch

Slide 34 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor uitspraak-voorbeeld?
A
maar
B
bijvoorbeeld
C
en
D
denk aan

Slide 35 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor uitspraak-voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 36 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
daarnaast
C
echter
D
zo

Slide 37 - Quizvraag

OOK

is een signaalwoord voor
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Reden

Slide 38 - Quizvraag

'want' en 'omdat' zijn signaalwoorden van
A
tegenstelling
B
reden
C
opsomming

Slide 39 - Quizvraag

Wat heb je geleerd vandaag?

Slide 40 - Woordweb