In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets hoofdstuk 3
Slide 1 - Tekstslide
In Nederland hebben we een indirecte democratie.
A
De bevolking geen enkele invloed heeft op de politieke besluiten
B
Volksvertegenwoordigers nemen voor ons de besluiten nemen
C
Ambtenaren politieke beslissingen nemen
Slide 2 - Quizvraag
Wie beslissen in Nederland of wetsvoorstellen worden aangenomen?
A
Ministers
B
Regering
C
Het parlement
D
De regering
Slide 3 - Quizvraag
Alle ministers en staatsecretarissen samen noemen we
A
Het regeerakkoord
B
De regering
C
Het kabinet
D
Het parlement
Slide 4 - Quizvraag
Welk begrip past het beste bij de ideeën van linkse partijen
A
Een actieve overheid
B
Een passieve overheid
C
Eigen verantwoordelijkheid
D
Vrijheid
Slide 5 - Quizvraag
Welke stelling is juist: 1. Politieke stromingen is een verzameling van ideeën over wat belangrijk is in de maatschappij 2. Politieke stroming is gebaseerd op de waarden gelijkheid en vrijheid
A
Alleen 1 is juist
B
Alleen 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Naast ministers zitten in het kabinet ook:
A
Parlementsleden
B
Ambtenaren
C
De koning
D
Staatsecretarissen
Slide 7 - Quizvraag
De minister-president is de leider van
A
Het parlement
B
Tweede Kamer
C
Eerste Kamer
D
Het kabinet
Slide 8 - Quizvraag
Welke stelling is juist: 1. Ministers mogen beslissen of een wetsvoorstel wordt aangenomen 2. het parlement controleert of ministers hun werk goed doen
A
1 is juist
B
2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
beide stellingen zijn onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Als een Tweede Kamerlid een deel van een wetsvoorstel aanpast, dan maakt hij gebruik van het recht
A
Van initiatief
B
Van amendement
C
Van interpellatie
D
Van stemrecht
Slide 10 - Quizvraag
Partijen die samen in de regering zitten
A
Noem je coalitiepartijen
B
Noem je oppositiepartijen
C
Zitten altijd in de Eerste Kamer
Slide 11 - Quizvraag
Voor welke stroming is vrijheid een belangrijke waarde?
A
Christen-democratie
B
Het liberalisme
C
De sociaal-democratie
Slide 12 - Quizvraag
Voor welke stroming is solidariteit een belangrijke waarde?
A
Christen-democratie
B
Het liberalisme
C
De sociaal-democratie
Slide 13 - Quizvraag
Wat zijn zaken van algemeen belang?
A
Aanleg van wegen
B
Het onderwijs
C
De zorg
D
De zorg
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen een directe en een indirecte democratie?
Slide 15 - Open vraag
Hoeveel zetels heeft de Eerste kamer en hoeveel hebben zij nodig voor een meerderheid?