woordenschat en spelling vier havo

Welk woord is correct geschreven?
A
alineaovergang
B
alinea-overgang
1 / 19
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Welk woord is correct geschreven?
A
alineaovergang
B
alinea-overgang

Slide 1 - Quizvraag

Welk woord is correct geschreven?
A
science-fictionroman
B
rooster-vrij
C
video-installatie
D
huiswerk-begeleiding

Slide 2 - Quizvraag

Welk woord is NIET goedgeschreven?
A
pannenkoek
B
krantenlezer
C
ruggensteunen
D
groentensoep

Slide 3 - Quizvraag

Welk woord is NIET goedgeschreven
A
beklaagdebank
B
wiegelied
C
reuzeleuk
D
beresterk

Slide 4 - Quizvraag

Het is niet groentensoep maar........

Slide 5 - Open vraag

Het volgende woord is niet goed geschreven:
visserschuit
schrijf het goed op!

Slide 6 - Open vraag

Welke twee woorden zijn correct geschreven?
A
invalideparkeerplaats beklaagdebank
B
invalidenparkeerplaats beklaagdenbank

Slide 7 - Quizvraag

Het meervoud van gedachte is gedachten of gedachtes.
Het is dus ........gang. (gedachtengang of gedachtegang)

Slide 8 - Open vraag

Het eerste deel van een samenstelling is een werkwoord, het tweede deel een zelfstandignaamwoord.
Is het wiegenlied of wiegelied?

Slide 9 - Open vraag

Welk woord behoort geen tussen-n te hebben?
A
krantenlezer
B
berenklauw
C
kippenhok
D
gedachtengang

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord is correct geschreven?
A
milieu-effectrapportage
B
longfunctie-onderzoek
C
anti-inbraaksysteem
D
operatie-assistent

Slide 11 - Quizvraag

ervandoor gaan ......
A
...is correct geschreven
B
....is niet correct geschreven.

Slide 12 - Quizvraag

secondenwijzer of secondewijzer?

Slide 13 - Open vraag

Het is: lief en leed met elkaar.......

Slide 14 - Open vraag

Het is: over koetjes en kalfjes.......

Slide 15 - Open vraag

Dat is een teer punt
dit betekent:
A
een smerig zaakje
B
een gevoelige zaak
C
een duistere/sombere zaak

Slide 16 - Quizvraag

Dat is een wassen neus
dit betekent:
A
dat stelt niets voor
B
dat is gelogen
C
dat is heel kwetsbaar

Slide 17 - Quizvraag

moeilijke keus uit twee dingen of zaken
dit is de betekenis van:

A
bulletin
B
dilemma
C
incident
D
pact

Slide 18 - Quizvraag

Uitsluiting van bijvoorbeeld handel
dit is de betekenis van
A
offerte
B
parodie
C
animo
D
boycot

Slide 19 - Quizvraag