Herhaling hoofdstuk 7

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

7.1
Import & export

Slide 3 - Tekstslide

Check ✅
  • Wat is internationale handel?
  • Waarom we importeren?
  • Waarom we exporteren
  • Wat is het verschil tussen een open en een gesloten economie?
  • Wat is vreemd geld?

Slide 4 - Tekstslide

Het verschil tussen een open en gesloten economie is dat ...
A
Een open economie minder overheidsbemoeienis heeft.
B
Een open economie veel handelt.
C
Een open economie veel meer importeert.
D
Een open economie meer contact heeft met het buitenland.

Slide 5 - Quizvraag

Kijk naar de afbeelding. Is er sprake van import of export?
A
Export
B
Import

Slide 6 - Quizvraag

Import of export?
Nederlandse garage koopt BMW's uit Duitsland.

A
import
B
export

Slide 7 - Quizvraag

Een land dat geen handel wil drijven met andere landen heeft een
A
open economie
B
export probleem
C
gesloten economie
D
import probleem

Slide 8 - Quizvraag

Als de Deense kroon in waarde stijgt terwijl jij daar heen gaat op vakantie, is dat voor jou een
A
voordeel, jij bent minder euro per kroon kwijt
B
nadeel, jij moet meer euro betalen per kroon
C
voordeel, de kroon is sterker
D
nadeel, de euro is sterker

Slide 9 - Quizvraag

7.2
Wat doet de Europese Unie?

Slide 10 - Tekstslide

Check ✅
  • Wat doet de Europese Unie?
  • Hoe beschermen we onze handel?
  • Waarom is vrijhandel belangrijk voor ons?
  • Noem een voorbeeld van maatregel die ervoor zorgt dat bedrijven in de EU wordt beschermd tegen buitenlandse bedrijven?
  • Welke voordeel heeft de euro?

Slide 11 - Tekstslide

7.3
Hoe rijk zijn wij?

Slide 12 - Tekstslide

Check ✅
  • Wat de kenmerken zijn van een ontwikkelingsland?
  • Hoe kun je de welvaart van landen vergelijken?
  • Hoe bereken je het inkomen per hoofd?
  • Wat is een vicieuze cirkel?

Slide 13 - Tekstslide

Hoeveel miljoen is € 456 miljard?
A
€ 0,456 miljoen
B
€ 4,56 miljoen
C
€ 456.000 miljoen
D
€ 456.000.000 miljoen

Slide 14 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Door vrijhandel wordt het goedkoper om producten te importeren.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag


Goederen importeren en daarna meteen weer exporteren, noemen we ...
A
wederverkoop
B
wederuitvoer
C
doorverkoop
D
open uitvoer

Slide 16 - Quizvraag


Wat is een reden om te exporteren?
A
Geen grondstoffen aanwezig in NL
B
Goedkoper gemaakt in het buitenland
C
Ongeschikt klimaat in NL
D
Geld verdienen

Slide 17 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Door import gaat er een geldstroom naar het buitenland.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

7.4
Eerlijk zullen we alles delen?

Slide 19 - Tekstslide

Check ✅
  • Wat is ontwikkelingssamenwerking?
  • Wat is het verschil tussen noodhulp en structurele hulp?
  • Wat is Fairtrade?
  • Hoe help je de mensen in ontwikkelingslanden met Fairtrade?

Slide 20 - Tekstslide

Wat betekent 'fairtrade'
A
uit eerlijke handel verkregen
B
plant
C
milieuvriendelijk
D
afkomst; oorsprong

Slide 21 - Quizvraag

Wat is GEEN structurele hulp
A
Voedsel sturen naar een land
B
Waterputten slaan/bouwen in een land
C
Een goed zorgsysteem ontwikkelen in een land.
D
Goed onderwijs ontwikkelen in een land

Slide 22 - Quizvraag

Noodhulp:
A
veel geld geven
B
geld lenen
C
iedere maand geld geven
D
hulp in noodsituaties

Slide 23 - Quizvraag

Wat houdt ontwikkelingssamenwerking in?
A
Het verminderen van handel met ontwikkelingslanden
B
Het promoten van wapenhandel in ontwikkelingslanden
C
Het verhogen van belastingen in ontwikkelingslanden
D
Het vergroten van welvaart in ontwikkelingslanden

Slide 24 - Quizvraag

Wat zijn de kenmerken van ontwikkelingslanden?
A
Ondervoeding, lage kindersterfte, hoge artsenratio
B
Armoede, slechte gezondheidszorg, weinig onderwijs
C
Hoge welvaart, goede gezondheidszorg, veel onderwijs
D
Rijke bevolking, hoge levensverwachting, hoge alfabetiseringsgraad

Slide 25 - Quizvraag

Hoe wordt het nationaal inkomen?
A
Bruto binnenlands product
B
Gemiddeld inkomen per inwoner
C
Totale belastinginkomsten
D
Alle inkomens bij elkaar

Slide 26 - Quizvraag