Feniks Hfst 3.4 Christendom en betrouwbaarheid bronnen

Hoofdstuk 3.4

Het einde van het 
Romeinse Rijk


1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3.4

Het einde van het 
Romeinse Rijk


Slide 1 - Tekstslide

Bronnen
Om erachter te komen wat waar is in de geschiedenis maakt een historicus gebruik van bronnen.
Er zijn geschreven en ongeschreven bronnen.
Geschreven bronnen zijn bijvoorbeeld: dagboeken, brieven, boeken.
Ongeschreven bronnen zijn bijvoorbeeld: tekeningen, wapens, kleding.

Slide 2 - Tekstslide

Bronnen
  • Prehistorie: Periode van ongeschreven bronnen.

  • Historie: Periode waarin er ook geschreven bronnen zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Iemand die sporen uit het verleden onderzoekt heet een
A
rechercheur
B
inspecteur
C
archeoloog
D
spooroloog

Slide 4 - Quizvraag

Waarom gebruiken we verschillende bronnen om het verleden te bestuderen?
A
Omdat niet elke bron even betrouwbaar is.
B
Omdat we houden van extra huiswerk.
C
Omdat sommige bronnen al niet meer bestaan.
D
Omdat alle bronnen door dezelfde personen gemaakt zijn.

Slide 5 - Quizvraag

Ongeschreven bronnen
  • Grotschilderingen
  • Speerpunten
  • Bodemlagen
  • Graven
  • Munten
Ongeschreven Bronnen
Geschreven Bronnen
* Grotschilderingen
* Speerpunten
* Graven
* Bijlen
* Boeken
* Brieven
* Tekst op munten

Slide 6 - Tekstslide

Wat voor soort bron is dit?
A
Ongeschreven bron
B
Geschreven bron

Slide 7 - Quizvraag

Wat voor soort bron is dit?
A
Ongeschreven bron
B
Geschreven bron

Slide 8 - Quizvraag

Prehistorie
Historie
Geschreven bronnen
Ongeschreven bronnen

Slide 9 - Sleepvraag

2 soorten bronnen:
Directe bronnen = gemaakt door ooggetuigen
Indirecte bronnen = geschreven door iemand die er niet bij was.

Slide 10 - Tekstslide

3 vragen die je stelt
1) Wanneer is de bron gemaakt?
2) Hoe is de maker van de bron aan zijn informatie gekomen?
3) Wat is de bedoeling van de maker van de bron?

Slide 11 - Tekstslide

Een Wikipedia pagina over Napoleon Bonaparte is een:
A
Indirecte bron
B
Directe bron

Slide 12 - Quizvraag

Is de afbeelding en directe of een indirecte bron?
A
Direct
B
indirect

Slide 13 - Quizvraag

Maar .... wanneer is een bron betrouwbaar. 

Wanneer weet je of de informatie uit de bron klopt?

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Waarom zou Nero dan toch ontkennen dat hij de brand heeft aangestoken?
A
Dat was goed voor zijn populariteit.
B
Dat was goed voor de mensen die er woonden.
C
Dat was slecht voor zijn populariteit.
D
Dat was slecht voor de mensen die er woonden.

Slide 16 - Quizvraag

Wie heeft de brand aangestoken en waarom?
A
Nero, hij wilde op die plek een paleis bouwen.
B
Nero, hij wilde op die plek huizen bouwen.
C
Christenen, die wilden daar een kerk bouwen.
D
De brand is per ongeluk aangestoken.

Slide 17 - Quizvraag



Betrouwbaarheid van bronnen


Hoe weet je of wat iemand schrijft ook echt waar is? Je kan daarover vier vragen beantwoorden:
  1. Is het een bron uit de tijd zelf?
  2. Wie heeft de bron gemaakt en waarom?
  3. Vertelt de schrijver wat er echt gebeurde? Of vertelt hij vooral wat hij er zelf van vindt?
  4. Kun je de informatie ook in andere bronnen vinden?
Je kan daarover vier vragen beantwoorden:
  • Is het een bron uit de tijd zelf?
  • Wie heeft de bron gemaakt en waarom?
  • Vertelt de schrijver wat er echt gebeurde of         vertelt hij vooral wat hij er zelf van vindt? (Dus staan er feiten of meningen in.)
  • Kun je de informatie ook in andere bronnen vinden?
Hoe weet je of wat iemand schrijft ook echt waar is?

Slide 18 - Tekstslide

Bron 17 (Blz 66 boek)  of  Bron 20 (blz 43)
Een Romeinse historicus schreef: ‘In 64 brandde de helft van Rome af. Sommige mensen zeiden dat keizer Nero de brand had aangestoken. Hij wilde plaatsmaken voor een nieuw paleis. Gauw gaf Nero de christenen de schuld. Hij liet hen zwaar straffen. Ze kregen beestenvellen aan, zodat wilde honden hen verscheurden. Of ze kregen de vuurdood:
’s avonds werden ze aangestoken als straatverlichting.’

Slide 19 - Tekstslide

Komt bron 17 uit de tijd zelf?
(dus komt deze bron uit 64 n.Chr)

Slide 20 - Open vraag

Wie heeft bron 17 gemaakt en waarom?

Slide 21 - Open vraag

Vertelt de schrijver van bron 17 wat er echt gebeurde? Of vertelt hij vooral wat hij ervan vindt?

Slide 22 - Open vraag

Zou je de informatie uit bron 17 ook in andere bronnen kunnen vinden?

Slide 23 - Open vraag

Waarom liet keizer Nero de christenen vervolgen?

Slide 24 - Open vraag

Welke twee dingen zouden in deze bron echt gebeurd zijn?
A
Nero had de stad zelf aangestoken.
B
In 64 n.Chr. was er een grote brand in Rome.
C
De christenen werden zwaar gestraft.
D
De christenen vonden de vuurdood niet erg.

Slide 25 - Quizvraag

Bron 17 is betrouwbaar als je wilt weten...
A
...wie de schuld had aan de brand.
B
...hoe Nero de christenen behandelde.
C
...wat sommige Romeinen van het christendom vonden.
D
...wat sommige christenen van het Romeinse geloof vonden.

Slide 26 - Quizvraag

Bron 18
Een Romein schreef over de christenen: ‘Keizer Nero liet christenen straffen. Dat waren een soort mensen van een nieuw, boosaardig geloof.’

Slide 27 - Tekstslide

Komt bron 18 uit de tijd zelf?

Slide 28 - Open vraag

Wie heeft bron 18 gemaakt en waarom?

Slide 29 - Open vraag

Vertelt de schrijver van bron 18 wat er echt gebeurde? Of vertelt hij vooral wat hij ervan vindt?

Slide 30 - Open vraag

Zou je de informatie uit bron 18 ook in andere bronnen kunnen vinden?

Slide 31 - Open vraag

Hoe noemt de schrijver van bron 18 het christendom?

Slide 32 - Open vraag

Wat wil de schrijver hiermee vertellen?
A
Wat hij zelf vindt van het christendom.
B
Wat voor soort geloof het christendom is.

Slide 33 - Quizvraag

Bron 18 is betrouwbaar als je wilt weten...
A
...wie de schuld had aan de brand.
B
...hoe Nero de christenen behandelde.
C
...wat sommige Romeinen van het christendom vonden.
D
...wat sommige christenen van het Romeinse geloof vonden.

Slide 34 - Quizvraag

Bron 19
Geheime tekens
Christenen kwamen in het geheim bij elkaar. Met tekens, zoals deze vissen, lieten ze elkaar weten dat ze er waren.

Slide 35 - Tekstslide

Bron 19 is betrouwbaar als je wilt weten...
A
...hoe de christenen elkaar in het geheim ontmoeten.
B
...hoe de Romeinen elkaar in het geheim ontmoeten.
C
...dat vissen in het patroon werden gebruikt.
D
...dat Romeinen vloeren hadden.

Slide 36 - Quizvraag

De volksverhuizingen
Invasie van andere volkeren

Slide 37 - Tekstslide

Het Romeinse Rijk wordt gesplitst
In 395 kwam het Romeinse Rijk in grote problemen terecht. 
(1) Vanuit het oosten vielen vreemde volkeren aan, o.l.v. de Hunnen. 
Het gevolg hiervan was dat het Romeinse Rijk werd verdeeld in twee delen.
  • In 395 kwam het Romeinse Rijk in grote problemen terecht. 
  • Vanuit het oosten vielen vreemde volkeren aan, o.l.v. de Hunnen. 
  • Iedere nieuwe keizer zorgde voor meer ruzie, moord en verraad.

Slide 38 - Tekstslide

Het Romeinse Rijk wordt gesplitst
In 395 kwam het Romeinse Rijk in grote problemen terecht. 
(1) Vanuit het oosten vielen vreemde volkeren aan, o.l.v. de Hunnen. 
Het gevolg hiervan was dat het Romeinse Rijk werd verdeeld in twee delen.
  • De grenzen van het Romeinse Rijk werden zwakker, omdat het leger steeds vaker in Rome moest worden ingezet. 
  • Het gevolg hiervan was dat het Romeinse Rijk werd verdeeld in twee delen.

Slide 39 - Tekstslide

Het Romeinse Rijk wordt gesplitst
In 395 werd Romeinse Rijk verdeeld in twee delen:
West-Romeinse Rijk
Rome bleef hoofdstad
Latijn was de belangrijkste taal.
Oost-Romeinse Rijk
Constantinopel werd hoofdstad.
Grieks was de belangrijkste taal.

Slide 40 - Tekstslide

De volksverhuizingen
Het Romeinse Rijk gesplitst.

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video

Wat is er gebleven?
Vanaf 497 bestond het West-Romeinse Rijk niet meer. Maar niet alle kennis verdween:
  • Het beton (mensen konden koepels en bogen blijven bouwen).
  • Het christendom 
  • Latijnse taal (werd de taal van de kerk en geleerden)

Slide 44 - Tekstslide

Wat is er gebleven?
Het Oost-Romeinse Rijk bleef nog 1000 jaar bestaan. 
Daar werden veel boeken van de grote Griekse en Romeinse geleerden bewaard. 
Mensen zouden eeuwen later deze boeken weer gaan lezen.

Slide 45 - Tekstslide