In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Thema 14 Overtuigen
Schrijf een mail
Taak 3
Vraag:
Wie heeft weleens een e-mail geschreven? Aan wie?
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel
Vandaag leer je:
Hoe je een e-mail schrijft.
Wat het verschil is tussen formeel en informeel.
Hoe je iemand overtuigt in een e-mail.
Vraag
Wat staat er altijd in een e-mail?
Wat is het verschil tussen een e-mail aan een vriend en een e-mail aan een docent?
Slide 2 - Tekstslide
Hoe schrijf je een goede mail?
Aanhef: Beste meneer/mevrouw of Hoi (naam)
Inleiding: Waarover schrijf je?
Middenstuk: Wat wil je zeggen?
Afsluiting: Met vriendelijke groet of Groetjes
Slide 3 - Tekstslide
Beste meneer Jansen,
Ik heb een vraag over het huiswerk voor morgen.
In de opdracht staat dat we een tekst moeten schrijven over een hobby, maar ik weet niet zeker hoeveel woorden het moet zijn.
Kunt u mij laten weten hoeveel woorden de tekst moet bevatten?
Alvast bedankt voor uw hulp.
Met vriendelijke groet,
Lisa de Vries
Hey Sam,
Hoe gaat het?
Zullen we morgen na school iets leuks doen? Misschien naar de stad of een ijsje halen?
Laat maar weten wat je leuk vindt!
Groetjes,
Lisa
Vraag:
Welke verschillen zie je?
Verschillen
Verschillen tussen formeel en informeel:
Aanhef: "Beste" vs. "Hey"
Toon: Formeel is beleefd, informeel is losser
Afsluiting: "Met vriendelijke groet" vs. "Groetjes"
Zinsopbouw: Formele zinnen zijn netter en uitgebreider
Slide 4 - Tekstslide
Wat betekent formeel?
A
Aardig
B
Zakelijk/beleefd
C
Prettig/vriendelijk
D
Normaal
Slide 5 - Quizvraag
Situatie 1
Je maakt op school een opdracht over werkstraffen en je zoekt meer informatie. Je gaat een mail schrijven aan bureau Halt. Je vraagt of ze folders voor je hebben.
Slide 6 - Tekstslide
Wat vul je in bij het onderwerp?
A
Vraagje
B
Folders
C
Werkstuk
D
Folders met informatie
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een goede afsluiting?
A
xoxo
B
Groetjes,
C
Veel liefs,
D
Met vriendelijke groet,
Slide 8 - Quizvraag
Wat is een goede aanhef?
A
Yoooo!
B
Hoi,
C
Lieve meneer,
D
Geachte heer / mevrouw,
Slide 9 - Quizvraag
Werkblad
Jullie krijgen van je docent een werkblad.
Vul het werkblad samen in.
Vul bij 1 het onderwerp in, bij 2 een goede aanhef en bij 3 een goede afsluiting
Slide 10 - Tekstslide
Situatie
Je docent wil een scooter kopen. Hij/zij heeft 1200 euro. Hij/zij wil graag een rode scooter. Hij mag niet ouder dan drie jaar zijn en de kilometerstand mag maximaal 15.000 kilometer zijn.
Opdracht
Zoek op internet naar scooters. Bekijk verschillende scooters en lees de teksten. Kies de beste scooter uit voor je docent.
Waarom is dit voor hem/haar de beste scooter? Schrijf 3 dingen op.