Écouter + grammaire II (lidwoorden)- unité 1 -

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

C'est la tour Eiffel
La tour Eiffel est à Paris.
Jeudi 21 novembre


  • Parler
           Tu te présentes

            La ponctuation
  • Écouter
            Faire les exercices 9 et 10 dans le livre      
           Faire les exercices 12 et 13 ensemble
                           

                             Terminé????
              Exercices papier
              Exercices ordinateur
              Mots apprendre 4&6 (StudyGo)
Objectifs: 
- Ik kan kort over mezelf vertellen en vragen stellen aan iemand anders.
- Ik kan het begrijpen als Franse mensen elkaar begroeten en zichzelf voorstellen
- Ik ken de speciale tekens in het Frans

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Basis thema lessen 2024-2025
       Nom TH1A                      Question
Parler

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Monsieur Ponctuation
  • apostrophe
  • accent grave
  • accent circonflexe
  • trait d'union
  • c cédille
  • accent aigu

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

C'est la tour Eiffel
La tour Eiffel est à Paris.
Vendredi 22 novembre


  • Écouter
            Corriger les exercices 9 et 10 dans le livre                Faire les exercices 12 et 13 ensemble
                          
  • Grammaire
           Introduction Grammaire II, exercice 16A
           ensemble
           Regarder une petite vidéo ensemble
           Faire un petit exercice ensemble
        
                             Terminé????
              Exercices papier
              Exercices ordinateur
              Mots apprendre 4&6 (StudyGo)
Objectifs: 

- Ik kan het begrijpen als Franse mensen elkaar begroeten en zichzelf voorstellen.
- Ik maak kennis met de Franse lidwoorden.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nog een uitleg ......(mocht je het nog niet helemaal begrijpen...)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

C'est la tour Eiffel
La tour Eiffel est à Paris.
Lundi 25 novembre


     


  •  Grammaire (les articles = de lidwoorden)
           Faire un petit exercice ensemble
           Faire l'exercice 16 A,B,C,D sur l'ordinateur
                                Unité 1, 1.5 Grammaire II


                             Terminé????
              Exercices papier
              Exercices ordinateur (Weebly)
              Mots apprendre 4&6 (StudyGo)
              Exercices 16F*, 16G**,16E*** en H***
Objectif: 

- Ik kan de Franse lidwoorden gebruiken in het Frans.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De lidwoorden
le garçon

la ville

l'amie (v)

les baguettes
  • de jongen
  • mannelijk woord (le)
  • een jongen
  • un garçon
  • de stad
  • vrouwelijk woord (la)
  • een stad
  • une ville
  • de vriendin
  • vrouwelijk woord (eindigt op e)
  • een vriendin
  • une amie
  • de stokbroden
  • vrouwelijk woord (voor de s een e)
  • stokbroden
  • des baguettes

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

C'est la tour Eiffel
La tour Eiffel est à Paris.
Jeudi 28 novembre


     


  •  Grammaire (les articles = de lidwoorden)
           Faire un petit exercice ensemble
           Faire le test Socrative (th1ahuygens)
           Parler du contrôle ensemble


                             Terminé????
              Exercices papier
              Exercices ordinateur (Weebly)
              Mots apprendre 4&6 (StudyGo)
              Exercices 16F*, 16G**,16E*** en H***
Objectif: 

- Ik kan de Franse lidwoorden gebruiken in het Frans.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

le/la/ les/ l'/un/une/des gebruik je voor een zelfstandig naamwoorden.
A
vrai (waar)
B
faux (fout)

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verander het lidwoord in le of la of les of l':
un hôtel
A
le hôtel
B
la hôtel
C
l'hôtel
D
les hôtel

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het lidwoord de/het in.
___ straat (vr)
A
le rue
B
la rue
C
les rues
D
l'rue

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verander het lidwoord in de/het:
une soeur
A
la soeur
B
le soeur
C
les soeurs
D
l'soeur

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een land --> het land
Un pays ==> ___ pays
A
le
B
la
C
les

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een vriendin --> de vriendin
Une amie ==> ___ amie
A
le
B
la
C
les
D
l'

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het lidwoord de/het in.
Kies uit: ___ frères.
A
le
B
la
C
les
D
l'

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekenen "un, une" in het Nederlands?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent "des" in het Nederlands?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

de stad =

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

de steden =

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

een stad =

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

steden

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

de wijk=

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

een wijk=

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

de wijken=

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

wijken=

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

C'est la tour Eiffel
La tour Eiffel est à Paris.
Vendredi 29 novembre


     
  • Parler du contrôle ensemble

  •  Grammaire (les articles = de lidwoorden)
                            Parler du Socrative ensemble




                             Terminé????
              Exercices papier
              Exercices ordinateur (Weebly)
              Mots apprendre 1,2,4&6,8 (StudyGo)
              Exercices 16F*, 16G**,16E*** en H***
Objectif: 

- Ik kan de Franse lidwoorden gebruiken in het Frans.

Slide 31 - Tekstslide


bespreking SO: Ecrin mag iets anders doen

4. Vul de vertaling in het Nederlands in van het woord dat je hoort.
  • er is of er zijn

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

20. Vertaal het Nederlandse woord naar het Frans: dat is
  • voilà

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

25. Vul de vorm van het werkwoord être die in de zin past:
                              Noa et Paul ................. à Paris.
  • sont
  • Noa en Paul zijn 2 personen, dus "zij" dan wordt het: Noa en Paul zijn (zijn voor meerdere mensen : sont)

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

27. Vertaal in het Frans het onderwerp en de vorm van être die tussen haakjes staan.
                                 ................. à la Tour Eiffel. (u bent)
  • Vous êtes

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

29. Vertaal in het Frans het onderwerp en de vorm van être die tussen haakjes staan.
................. à Amsterdam. (zij zijn, waarbij zij over Julia en Niels gaat)





  • Ils sont
  • Julia en Niels zijn 2 personen, 1 meisje en 1 jongen. Zodra er een jongen in een groep is gebruiken we in het Frans "ils" voor zij.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nabespreking Socrative over de lidwoorden

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • une

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • les

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • les

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

des collèges

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies