Verslag schrijven en spelling 23 feb

Na 2 min zit je:

Stil op je plaats, met boeken, 
schrift, agenda en pennen
op tafel.

timer
2:00
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Na 2 min zit je:

Stil op je plaats, met boeken, 
schrift, agenda en pennen
op tafel.

timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

Ik wéét dat ik goed moet spellen
                                            Goet schrijfen is 
                                         niet makkuluk.

Maar hoe kan je je 
 spelling verbeteren?
Daar gaat deze les over.

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag:

  • Les 2 over schrijven zonder fouten
  • Jullie gaan een foutloos verslag schrijven
  • Lesafsluiting

Slide 3 - Tekstslide






Lesdoel vandaag: na deze les kan je vertellen hoe je een foutloos verslag schrijft

Slide 4 - Tekstslide

Kijk naar de blauwe leerteksten in H3.4. 
Beantwoord de volgende vragen in je schrift:
1. Waar gaat een verslag over? 
2. Welke vijf regels zijn er voor het schrijven van een verslag?
3. Welke woorden gebruik je om volgorde aan te geven?
4. Waar helpen de 5W1H vragen je bij?
5. Wat doe je met deze vragen als je je tekst gaat schrijven?
6. Waar verwijzen verwijswoorden naar? Waarom is het goed om deze te gebruiken?
7. Waar denk je aan als je een titel moet bedenken? (staat niet in de blauwe vakken, maar misschien weten jullie dit wel)

WERK STIL EN INDIVIDUEEL. IK WIL BIJ IEDEREEN DE ANTWOORDEN IN HET SCHRIFT ZIEN. 
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Schrijf drie dingen op die goed zijn aan dit verslag:

Slide 6 - Tekstslide

Dus hoe schrijf je een 'goed' verslag?
1.  Verzamel informatie. Maak eerst aantekeningen. Wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe?
2. Zorg voor een inleiding die de lezer kort vertelt waar het verslag over gaat.
4. Schrijf dan de gebeurtenissen in de juiste volgorde. Het zijn gebeurtenissen uit het verleden, dus je schrijft het verslag in de verleden tijd. Gebruik woorden die volgorde aangeven. 
5. Bedenk een goede titel voor het verslag. 
6. Zet je naam onder het verslag. 
7. Gebruik hoofdletters, interpunctie en spel de werkwoordsvormen juist. 

Slide 7 - Tekstslide

Aan de slag
Schrijf een verslag van afgelopen zaterdag of zondag, 
je mag zelf kiezen over welke van de twee dagen je wil schrijven. 

Schrijf de gebeurtenissen op; wat je gedaan hebt, hoe je je daarbij voelde enzovoort. De lezer moet een goed beeld van jouw dag krijgen! 

Gebruik de stappen die je bij opdracht 9, 10 en 11 van paragraaf 3.4 hebt gebruikt.

Schrijf tenminste 15 regels. LET OP JE SPELLING. Hoofdletters, d/t's, lidwoorden, enzovoort. Maar ook gebruik van verwijswoorden. Je hebt 10 minuten. Het moet af!
timer
10:00

Slide 8 - Tekstslide

Schrijf je verslag van minimaal 15 regels over afgelopen zaterdag of zondag
1.  Verzamel informatie. Maak eerst aantekeningen. Wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe?
2. Zorg voor een inleiding die de lezer kort vertelt waar het verslag over gaat.
4. Schrijf dan de gebeurtenissen in de juiste volgorde. Het zijn gebeurtenissen uit het verleden, dus je schrijft het verslag in de verleden tijd. Gebruik woorden die volgorde aangeven. 
5. Bedenk een goede titel voor het verslag. 
6. Zet je naam onder het verslag. 
7. Gebruik hoofdletters, interpunctie en spel de werkwoordsvormen juist. 

LET OP JE SPELLING. Hoofdletters, d/t's, lidwoorden, enzovoort. 
Maar ook gebruik van verwijswoorden. Je hebt 15 minuten. Het moet af!
timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Nakijken

Kijk de tekst van een klasgenoot na en verbeter de tekst zoals we gisteren de tekst hebben verbeterd. 

Let vooral op hoofdletters, punten, komma's en werkwoorden, die je met d of t op het einde spelt. 
timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

Lesafsluiting
Gedaan: oefenen met verbeteren van een geschreven verslag
 
Geleerd: door andermans teksten te verbeteren, word je ook strenger naar je eigen spelling. Je moet dus goed op je eigen spelling letten.

TOT MORGEN!!

Slide 11 - Tekstslide