1A maandag 14 maart 3.4 deel III

Als je 
binnenkomt:


BEN IK RUSTIG LOPEND DE KLAS INGEKOMEN?
BEN IK ZONDER LAWAAI TE MAKEN DE KLAS BINNENGEKOMEN?
HEB IK MIJN TELEFOON IN DE TAS GESTOPT?
ZIT IK AAN TAFEL, LIGT MIJN BOEK, SCHRIFT, PEN OP TAFEL?
STAAT MIJN TAS NAAST ME OP DE GROND? 
BEN IK STIL AAN HET WACHTEN TOT DE LES BEGINT?  Zo ja  --> 

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Als je 
binnenkomt:


BEN IK RUSTIG LOPEND DE KLAS INGEKOMEN?
BEN IK ZONDER LAWAAI TE MAKEN DE KLAS BINNENGEKOMEN?
HEB IK MIJN TELEFOON IN DE TAS GESTOPT?
ZIT IK AAN TAFEL, LIGT MIJN BOEK, SCHRIFT, PEN OP TAFEL?
STAAT MIJN TAS NAAST ME OP DE GROND? 
BEN IK STIL AAN HET WACHTEN TOT DE LES BEGINT?  Zo ja  --> 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag:
  • 10 minuten lezen
  • Herhalen lesstof H3.4
  • Oefenen met verslag schrijven
  • Lesafsluiting

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen
Lees tenminste 5 pagina's. 
Lees in stilte, zorg dat je medeleerlingen rustig kunnen lezen. 

Leg ook je boek en schrift open, ik kom langs om te kijken of en hoe je je huiswerk hebt gemaakt. 

Slide 3 - Tekstslide

Waar waren we ook alweer mee bezig?





Lesdoel vandaag: na deze les kan je vertellen hoe je een goed verslag schrijft

Slide 4 - Tekstslide

Kijk naar de blauwe leerteksten in je hoofdstuk. 
Beantwoord de volgende vragen in je schrift:
1. Waar gaat een verslag over? 
2. Welke vijf regels zijn er voor het schrijven van een verslag?
3. Welke woorden gebruik je om volgorde aan te geven?
4. Waar helpen de 5W1H vragen je bij?
5. Wat doe je met deze vragen als je je tekst gaat schrijven?
6. Waar verwijzen verwijswoorden naar? Waarom is het goed om deze te gebruiken?
7. Waar denk je aan als je een titel moet bedenken? (staat niet in de blauwe vakken, maar misschien weten jullie dit wel)

WERK STIL EN INDIVIDUEEL. IK WIL BIJ IEDEREEN DE ANTWOORDEN IN HET SCHRIFT ZIEN. 
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Schrijf drie dingen op die goed zijn aan dit verslag:

Slide 6 - Tekstslide

Dus hoe schrijf je een 'goed' verslag?
1.  Verzamel informatie. Maak eerst aantekeningen. Wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe?
2. Zorg voor een inleiding die de lezer kort vertelt waar het verslag over gaat.
4. Schrijf dan de gebeurtenissen in de juiste volgorde. Het zijn gebeurtenissen uit het verleden, dus je schrijft het verslag in de verleden tijd. Gebruik woorden die volgorde aangeven. 
5. Bedenk een goede titel voor het verslag. 
6. Zet je naam onder het verslag. 
7. Gebruik hoofdletters, interpunctie en spel de werkwoordsvormen juist. 

Slide 7 - Tekstslide

Volgende opdracht:
Maak opdracht 12. Ruil het verslag dat je hebt geschreven met een klasgenoot en controleer elkaars werk. Geef antwoord op de drie vragen!

Schrijf tenminste 2 tips op in je schrift 
voor de ander om het de volgende keer beter te doen.


timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

Huiswerk voor morgen:
Schrijf een verslag van afgelopen zaterdag of zondag, je mag zelf kiezen over welke van de twee dagen je wil schrijven. 

Schrijf de gebeurtenissen op; wat je gedaan hebt, hoe je je daarbij voelde enzovoort. De lezer moet een goed beeld van jouw dag krijgen! 

Gebruik de stappen die je bij opdracht 9, 10 en 11 van paragraaf 3.4 hebt gebruikt.

Schrijf tenminste 20 regels (dit moet ook voor de toets). Schrijf ze in je schrift. 

Slide 9 - Tekstslide

Evaluatie
  • Wat weet je nu over een goed verslag schrijven?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 10 - Tekstslide