Les 4-woordenschat en tekstindeling

Woordenschat

Hoe leer jij nieuwe woorden?
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Woordenschat

Hoe leer jij nieuwe woorden?

Slide 1 - Tekstslide

Woordenschat
• Basisniveau (A1-A2):
Voor beginners ligt de woordenschat meestal tussen de 1000 en 2000 woorden.
• Middenniveau (B1-B2):
Voor de middenniveaus, waar studenten in staat zijn om meer complexe zinnen en situaties te begrijpen en te gebruiken, ligt de woordenschat tussen de 2000 en 4000 woorden.
• Gevorderd niveau (C1-C2):
Gevorderde studenten, die bijna vloeiend zijn en een breed scala aan onderwerpen kunnen bespreken, kunnen tussen de 5000 en 10.000 woorden kennen.

Volwassenen persoon in Nederland geboren ken ( gemiddeld ) 23.000 woorden.

Slide 2 - Tekstslide

Opdrachten maken
blad -woordenschat deel 1

Slide 3 - Tekstslide

Exit ticket

Slide 4 - Tekstslide

Kerst werkwoorden spel

Slide 5 - Tekstslide

Les - Tekstindeling en samenhang 

Bij deze les in LessonUp werk je met opdrachten uit de boeken Starttaal Compact Handboek 
Starttaal Compact werkboek 2F
Werkblad Tekstdoel en tekstsoort



Slide 6 - Tekstslide

Les 1 Lezen

Slide 7 - Tekstslide

De leerdoelen
Aan het eind van deze les:
  • Weet je wat tekstdoelen en tekstsoorten zijn
  • Weet je hoe een tekst is ingedeeld
  • Weet je wat ze bedoelen met een inleiding
  • Weet je wat ze bedoelen met een middenstuk
  • Weet je wat ze bedoelen met een slot
  • Weet je wat ze bedoelen met samenhang in een tekst

Slide 8 - Tekstslide

Tekstdoelen

Een schrijver schrijft een tekst altijd met een bedoeling.
de belangrijkste tekst-doelen zijn:

Geef voorbeelden.....!!

  • Informeren
  • Vermakend
  • Expressief
  • Instrueren
  • Overtuigen
  • Activeren

Slide 9 - Tekstslide

Geef voorbeelden van de verschillende tekstsoorten
Informatief
informatie geven
nieuws overbrengen
krant, internetsite, encyclopedie,
gebruiks-aanwijzing
Overtuigend
iemand overtuigen van je mening
betoog, recensie
Activerend
iemand overhalen om iets te doen
reclamefolder,
advertentie,stakings-oproep
Vermakend
vermaken,boeien of ontroeren
Stripverhaal,roman, verhaal, moppenboek
Instrueren
instructie geven
recept, handleiding
Expressief
het uiten van gevoelens
liefdesbrief, dagboek, gedichten, liedjes

Slide 10 - Tekstslide

Lees de 2 teksten
A: Wat is het doel van de tekst? Motiveer je antwoord.
B: Geef van elke tekst aan om welke tekstsoort het gaat
opdracht tekstdoel en tekstsoort

Slide 11 - Tekstslide

Hoe is een tekst ingedeeld?

Slide 12 - Woordweb

Tekstindeling
  • Inleiding
  • Middenstuk
  • Slot

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Hoe kan je een tekst inleiden?
Beschrijving van de aanleiding: de schrijver beschrijft een gebeurtenis die de aanleiding was voor het schrijven van de tekst.
Vragen stellen: de schrijver stelt vragen die hij in de tekst gaat beantwoorden .
Situatieschets: de schrijver beschrijft een situatie die voor de lezer herkenbaar of interessant is.
Omschrijving van een probleem: de schrijver beschrijft een probleem dat in de tekst centraal staat.

Slide 15 - Tekstslide

Hoe kan je een tekst inleiden?
  •  Bekijk de tekst: Muziekrechten op internet
  • Hoe heeft de schrijver deze tekst ingeleid?
        (zie vorige dia)



  • beantwoord de vragen die erbij staan.

Slide 16 - Tekstslide

Wat staat er in het Middenstuk?
In het middenstuk van een tekst wordt het onderwerp uitgewerkt in deelonderwerpen.
Dit stuk verdelen ze onder in alinea's om de tekst begrijpelijker en overzichtelijker te maken.
Bij elke deelonderwerp begint een nieuwe alinea

Er kan ook gebruik gemaakt worden van tussenkopjes, deze geven een aanwijzing voor de inhoud van de alinea('s)

Slide 17 - Tekstslide

Wat staat er in het middenstuk?

  • bekijk en lees de tekst: Muziekrechten op internet
  • en beantwoord de vragen.

Slide 18 - Tekstslide

Wat staat er in het slot?
In dit stuk sluit de schrijver de tekst af.
  • Samenvatting - samenvatting van het middenstuk
  • Conclusie - de slotsom van de tekst  (dus of kortom)
  • Activeren - ga iets doen ( bv. een product kopen)
  • Advies - advies n.a.v. de gegeven informatie
  • Oplossing - de oplossing van het probleem in de tekst

Slide 19 - Tekstslide

Wat staat er in het slot?
  • Lees nogmaals het slot van de tekst: Muziekrechten

Slide 20 - Tekstslide

Wat bedoelen we met de samenhang van een tekst?
Alle zinnen en alinea's hebben met elkaar te maken; 
ze hangen samen.
Om dit duidelijk te maken gebruikt de schrijver bepaalde signaalzinnen en signaalwoorden

Slide 21 - Tekstslide

Wat bedoelen we met de samenhang van een tekst?

  • Signaalzinnen
  • Signaalwoorden
  • tekstverband

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Tekstverbanden voorbeelden
Opsomming;
Volgorde van tijd;
tegenstelling;
Voorbeelden;
reden of oorzaak;
voorwaarde.
Conclusie

Slide 24 - Tekstslide

De leerdoelen

Aan het eind van deze les:

  • Weet je hoe een tekst is ingedeeld
  • Weet je wat ze bedoelen met een inleiding
  • Weet je wat ze bedoelen met een middenstuk
  • Weet je wat ze bedoelen met een slot
  • Weet je wat ze bedoelen met samenhang in een tekst

Slide 25 - Tekstslide

SUCCES!

Slide 26 - Tekstslide

Woordenschat
Professioneel niveau:
Voor volledige professionele en academische beheersing van het Nederlands kan de woordenschat oplopen tot 15.000 of meer woorden.

Een volwassen Nederlands persoon kent gemiddeld tussen de 20.000 en 50.000

Slide 27 - Tekstslide