Les 3 -1E- tekstindeling/samenhang en verkennend/globaal lezen

Les 3
tekstindeling/samenhang 
verkennend/globaal lezen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 3
tekstindeling/samenhang 
verkennend/globaal lezen

Slide 1 - Tekstslide

Verschillende niveaugroepen
Starters
Doen mee met de Lesson-up en na afloop komen ze dichter bij Tamar zitten voor eventuele extra begeleiding 

Youandi
Levi
Casper
Jamie
Dylan S








Bekwaam
Hoeven helemaal niet mee te doen met de Lesson-up en werken zelfstandig op 3F niveau.
Mogen examen lezen/luisteren aanvragen komende tijd en maken al eerder TOA-leestoets)
Robin
Tobias Pap

Gevorderd
Doen mee met Lesson-up en na afloop werken ze aan de opdracht op niveau 3F

De rest van de klas 

Slide 2 - Tekstslide

Doelen van deze les
Aan het einde van deze les weet je:
  • Hoe teksten zijn opgebouwd;
  • Hoe je samenhang in een tekst kunt krijgen;
  • Wat verkennend en globaal lezen is.

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Nieuwsquiz (10 min)
Instructie tekstindeling en samenhang (10 min)
samen oefenen (10 min)
Actieve werkvorm
Zelfstandig werken aan opdrachten voor deze week(20 min)

Slide 4 - Tekstslide

Tekstindeling
  • Inleiding
  • Middenstuk (kern)
  • Slot 

Slide 5 - Tekstslide

Hoe herken je een inleiding van een tekst?

Slide 6 - Open vraag

Inleiding
De inleiding is het begin van een tekst met als doel:

- het onderwerp van de tekst aankondigen
-de lezer nieuwsgierig maken naar het vervolg van de tekst
- aanwijzingen geven voor wat er in de rest van de tekst aan bod komt
- 1 of meerdere alinea's

Slide 7 - Tekstslide

Inleiding
Een schrijver kan een tekst op meerdere manieren inleiden:

  • Beschrijven van de aanleiding --> de schrijver beschrijft een gebeurtenis die aanleiding was om de tekst te schrijven
  • Vragen stellen --> de schrijver stelt vragen die hij in de tekst gaat beantwoorden
  • Situatieschets --> de schrijver beschrijft een situatie die voor de lezer herkenbaar of interessant is
  • Omschrijving van een probleem --> de schrijver beschrijft een probleem dat in de tekst centraal staat.
Combinatie van bovenstaande elementen

Slide 8 - Tekstslide

Middenstuk (kern)
In het middenstuk (de kern) 
-deelonderwerpen
-alinea's
Bij elk nieuw deelonderwerp een nieuwe alinea.
- tussenkopjes

Slide 9 - Tekstslide

Hoe herken je een slot van een tekst?

Slide 10 - Open vraag

Slot
In het slot sluit de schrijver de tekst af
- terugkomen op de inleiding
- antwoord te geven op een vraag die in de inleiding gesteld werd.

1 of meerdere alinea's.

Slide 11 - Tekstslide

Slot
Een schrijver kan een tekst op verschillende manieren afsluiten:
  • Samenvatting --> de schrijver geeft een samenvatting van informatie uit het middenstuk dor de belangrijkste informatie te herhalen
  • Conclusie --> de schrijver geeft een slotsom of eindoordeel. Je herkent dit vaak door de woorden 'dus' en 'kortom'.
  • Activeren --> de schrijver wil dat een lezer iets gaat doen, bijvoorbeeld een product kopen
  • Advies --> de schrijver geeft de lezer advies
  • Oplossing --> de schrijver geeft een oplossing voor het probleem dat in de tekst is beschreven

Slide 12 - Tekstslide

Daarom is het ook goed dat de wet Computercriminaliteit in werking gaat.
Inleiding
Middenstuk
Slot
Het kabinet trekt met Prinsjesdag nog eens de portemonnee voor de nationale veiligheid. Volgend jaar wordt er eenmalig 30 miljoen euro uitgetrokken voor de aanpak van cybercrime.
Dat het vergroten van veiligheid op internet extra geld krijgt, is niet voor niets. Eerder dit jaar waarschuwde de NCTV al dat de ernst en omvang van de digitale dreiging in Nederland aanzienlijk is. Er wordt zelfs gesproken van een continue digitale dreiging voor de nationale veiligheid.

Slide 13 - Sleepvraag

Samenhang
Een schrijver gebruikt woorden en zinnen om samenhang duidelijk te maken
signaalwoorden--> bijvoorbeeld daarom, omdat, maar, want, enz.
Als je deze tijdens het lezen herkent, begrijp je de tekst beter.

Slide 14 - Tekstslide

Samenhang
Signaalwoorden(voegwoorden) 
maken duidelijk wat tekstdelen met elkaar te maken hebben. 

De relatie tussen deze tekstdelen noem je tekstverband.

Slide 15 - Tekstslide

Schrijf zoveel mogelijk signaalwoorden (of voegwoorden) op

Slide 16 - Woordweb

Wat is de functie van het signaalwoord 'maar'?

Ik wil graag naar de stad, maar ik heb geen tijd.
A
voorbeeld
B
volgorde
C
tegenstelling
D
voorwaarde

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de functie van 'dus'
Ik wil een goed cijfer, dus ik ga hard leren
A
reden
B
verklaring
C
conclusie
D
opsomming

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de functie van 'omdat'?
Ik heb een goed cijfer, omdat ik goed geleerd heb.
A
verklaring
B
reden
C
voorbeeld
D
opsomming

Slide 19 - Quizvraag

Verkennend / globaal lezen
Je let vooral op:
  • Titel en tussenkopjes;
  • Tekst in andere kleuren of lettergrootte;
  • Eventuele afbeeldingen;
  • Tekstindeling

Je probeert door niet de hele tekst uitgebreid te lezen, wel te kijken wat het onderwerp zal zijn.

Slide 20 - Tekstslide

Werkvorm
Een samenhangend verhaal? (groepjes van 3 of 4 personen)
  • Door het lokaal hangen enkele enveloppen met daarin delen van een tekst;
  • Eén voor één haalt er iemand uit je groepje een kaartje uit een envelop;
  • Dit kaartje leg je bovenaan op een tafel;
  • Zodra je alle kaartjes op tafel hebt, maak je er met je groepje een samenhangend verhaal van, kortom: wat is de juiste volgorde?
  • Welk groepje doet dit goed en het snelst?

Slide 21 - Tekstslide

Opdrachten deze week
Starter
2F-->Lezen-->Opbouwopdrachten -->Verkennend en globaal lezen--> opdracht 4, 5
2F--> Lezen-->Opbouwopdrachten-->Tekstindeling--> opdracht 4, 5
Gevorderd
3F--> lezen--> Opbouwopdrachten--> Verkennend en globaal lezen-->opdracht 1 en 2
3F--> lezen--> Opbouwopdrachten--> Tekstindeling--> opdracht 1 en 2
bekwaam:
3F--> lezen--> Opbouwopdrachten--> Verkennend en globaal lezen--> opdracht 1 en 2,3, 4
3F--> lezen--> Opbouwopdrachten--> Tekstindeling--> opdracht 1 en 2,3, 4 





Slide 22 - Tekstslide