Quiz Taaltalent 2 H5

Welke afbeelding is GEEN stad?
A
B
C
D
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Welke afbeelding is GEEN stad?
A
B
C
D

Slide 1 - Quizvraag

Welk woord past het beste bij de afbeelding?
A
uitlopen
B
meevallen
C
wandelen
D
verdwalen

Slide 2 - Quizvraag

Welk woord past het beste in de zin?
Je moet wachten bij een rood ........
A
terrasje
B
draaideur
C
toren
D
stoplicht

Slide 3 - Quizvraag

Welk woord past het beste in de zin?
Over de rivier ligt een .......
A
steeg
B
brug
C
museum
D
gracht

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord past het beste in de zin?
Op zondag ga ik bidden in een ......
A
museum
B
ziekenhuis
C
toren
D
kerk

Slide 5 - Quizvraag

Kijk naar de afbeelding.
Wat is de juiste omschrijving?
A
Je gaat hier linksaf.
B
Je gaat hier rechtsaf.
C
Je gaat alsmaar rechtdoor.
D
Je ziet het gebouw aan de linkerkant.

Slide 6 - Quizvraag

Kijk naar de afbeelding.
Welke vraag past er goed bij?
A
Weet u waar de boetiek is?
B
Heeft u een plattegrond van de stad?
C
Wat zijn de openingstijden van de boetiek?
D
Waar is de dierentuin?

Slide 7 - Quizvraag

Wat zie je op de afbeelding?
A
het duin
B
de berg
C
de gracht
D
het strand

Slide 8 - Quizvraag

Wat zie je op de afbeelding?
A
de draaideur
B
het mobieltje
C
de toren
D
de bel

Slide 9 - Quizvraag

Directe vraag: Waar woont jouw zus?

Wat is de indirecte vraag?
A
Kun je mij zeggen waar jouw zus woont?
B
Kun je mij zeggen waar woont jouw zus?
C
Kun je mij zeggen jouw zus woont waar?
D
Kun je mij zeggen woont jouw zus waar?

Slide 10 - Quizvraag

Directe vraag: Hoe laat gaat de winkel open?
Wat is de indirecte vraag?
A
Weet u de winkel gaat hoe laat open?
B
Weet u hoe laat de winkel gaat open?
C
Weet u de winkel hoe laat gaat open?
D
Weet u hoe laat de winkel open gaat?

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent 'er' in deze zin?
Ik ben naar de bioscoop geweest. Ik heb er een actiefilm gezien
A
de actiefilm
B
in de bioscoop
C
Ik
D
gezien

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent 'daar' in de zin?
We gaan vaak naar het strand. Daar kun je heerlijk langs de zee lopen.
A
langs de zee
B
het strand
C
vaak
D
we

Slide 13 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
Ik woon in Eindhoven, omdat ik er werk.
B
Ik woon in Eindhoven, want ik er werk.
C
Ik woon in Eindhoven, omdat ik werk er.
D
Want ik werk in Eindhoven, ik woon er.

Slide 14 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
We maken een grachtentocht als we in Amsterdam zijn
B
We maken een grachtentocht want we in Amsterdam zijn.
C
We maken een grachtentocht, omdat we zijn in Amsterdam.
D
Omdat we zijn in Amsterdam, maken we een grachtentocht.

Slide 15 - Quizvraag

en de winnaar is.....

Slide 16 - Tekstslide