Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Woordenschat H2: Beeldspraak: metonymie
Lesplanning
* 10 min. lezen in je leesboek
* uitleg
* opdrachten maken
timer
10:00
1 / 16
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
In deze les zitten
16 slides
, met
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Lesplanning
* 10 min. lezen in je leesboek
* uitleg
* opdrachten maken
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel
Je kan metonymie herkennen en begrijpen.
Slide 2 - Tekstslide
Beeldspraak
1.
Vergelijking
: Je zet twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken (object en beeld) en je maakt gebruik van een verbindingswoord.
2.
Metafoor
: je gebruikt alleen het beeld. Het object wordt weggelaten.
3.
Personificatie
: een ding doet iets wat alleen een levend persoon kan.
Slide 3 - Tekstslide
Metonymie
Je gebruikt
een deel
van het object (= beeld) dat te maken heeft met het object.
Voordat ik start, ga ik eerst de neuzen tellen.
Hiermee wordt bedoeld dat je de mensen / leerlingen gaat tellen. Iedereen heeft een neus. Je benoemt dus een deel van het object.
Slide 4 - Tekstslide
Voorbeeld metonymie
Er hangt bij hem een Rembrandt aan de muur.
De Nederlander houdt van kaas.
Geef mij nog maar een glaasje.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
1. Je bedoelt het geheel, maar noemt het
deel
:
(pars pro toto)
"Die
snor
deelt de ene na de andere bekeuring uit!"
Slide 7 - Tekstslide
2. Je bedoelt het deel, maar noemt het
geheel
:
(totum pro parte)
"
Nederland
heeft bij het EK gelukkig van Duitsland gewonnen!"
Slide 8 - Tekstslide
3. Je bedoelt de personen die er zijn, maar noemt de
plaats/ruimte
.
"Na een corona-uitbraak moest de hele
school
in quarantaine ."
Slide 9 - Tekstslide
4. Je bedoelt het voorwerp, maar noemt de
maker
:
"Ik heb thuis een originele
Van Gogh
aan de muur hangen."
Slide 10 - Tekstslide
5. Je bedoelt de persoon, maar noemt een
eigenschap
van iemand.
"Die
kleine
van Nederlands geeft ons dit jaar weer les."
Slide 11 - Tekstslide
6. Je bedoelt het
voorwerp
, maar noemt het
materiaal
:
"Het vriest flink, dus ik heb mijn
ijzers
alvast maar tevoorschijn gehaald."
Slide 12 - Tekstslide
7. Je bedoelt de inhoud, maar noemt het
voorwerp
:
"Zullen we een
blikje
kopen?"
Slide 13 - Tekstslide
8. Je bedoelt een product of persoon, maar noemt de
aardrijkskundige naam
waar het vandaan komt:
"Mag ik een kilo Beemster?"
Slide 14 - Tekstslide
Zo ... als ...
Slide 15 - Tekstslide
Opdracht
We maken de opdrachten op het lesblad. Lees alles goed door en maak deze opdrachten in tweetallen of kleine groepjes.
(Zachtjes overleggen!)
timer
15:00
Slide 16 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Woordenschat les 3 Beeldspraak: metonymie
Juni 2023
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Woordenschat H2: Beeldspraak: metonymie
November 2021
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Hoofdstuk 3 - Woordenschat - Metonymie
Februari 2023
- Les met
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
H2 Woordenschat: Metonymie 06102022
Oktober 2022
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Woordenschat metaforen metonymie
Oktober 2018
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Woordenschat - verschil tussen metafoor en metonymie
Januari 2024
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Beeldspraak blz.46
Januari 2023
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
*Woordenschat H2, vwo 2
Januari 2021
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2