3gt - theme 4 - After school

A1
accomplish
aviation
become
comment
engine
education
compared to
enroll
hardly ever
launch
imagine
last
duren
motor
opmerking
zich inschrijven
bijna nooit
je voorstellen
bereiken
worden
opleiding
lancering
vergeleken met
luchtvaart
1 / 41
volgende
Slide 1: Sleepvraag
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

A1
accomplish
aviation
become
comment
engine
education
compared to
enroll
hardly ever
launch
imagine
last
duren
motor
opmerking
zich inschrijven
bijna nooit
je voorstellen
bereiken
worden
opleiding
lancering
vergeleken met
luchtvaart

Slide 1 - Sleepvraag

A2
pound
profession
pull up
recall
silent
sacrifice
pursue
sleep in
steer
within
choice
keuze
stil
je herinneren
uitslapen
(be)sturen
binnen
kloppen
optrekken
opoffering
achtervolgen
beroep

Slide 2 - Sleepvraag

G
allowance
side
an hour
angling
deliver
armpit
struggle
distinghuish
maggot
preferably
separate
stuff
bait
scheiden
bezorgen
hengelen
onderscheiden
made
bij voorkeur
toelage
per uur
oksel
worsteling
zij(de)
proppen
aas

Slide 3 - Sleepvraag

?
what
is
your
favourite
pastime

Slide 4 - Sleepvraag

?
when
did
you
get
into
Irish
dancing

Slide 5 - Sleepvraag

I
swim
almost
every day
because
it keeps
me fit

Slide 6 - Sleepvraag

photography
is
something
that
I'm
very passionate
about

Slide 7 - Sleepvraag

my love
for it
started
when
I was
ten years
old

Slide 8 - Sleepvraag

I
go
kart racing
with Jared
whenever
I
can

Slide 9 - Sleepvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Present simple or present continuous
She's saving money to buy an I-phone X.
She always saves 25 euros a month.

I'm having lunch at the moment.
I usually have lunch at home. 

Slide 14 - Tekstslide

Present continuous (duurvorm)
  • We are watching/'re watching a film at the moment.
  • Look! It is raining/'s raining

  • Iets is NU bezig.
  • In de zin staan vaak woorden die het NU aangeven. 
  • Voorbeelden: now, at the moment, Look! Listen!



Slide 15 - Tekstslide

Present continuous (duurvorm)
  • Je kunt deze vorm ook gebruiken om irritatie aan te geven.
  • In de zin staan vaak woorden als: 
  • always, again, still, constantly. 

  • They're always complaining about the weather.
  • He's still doing nothing in the household.

Slide 16 - Tekstslide

Present simple
Every day they take the bus to school.
She usually gets up at seven o'clock. 
Your teacher has a son and a daughter. 

  • Je gebruikt de present simple bij feiten, gewoonten en regelmatige gebeurtenissen.  

Slide 17 - Tekstslide

I ____ a book now.
A
'm reading
B
read

Slide 18 - Quizvraag

Listen! The animals ____ closer.
A
are coming
B
come

Slide 19 - Quizvraag

Matt ____ TV every day.
A
is watching
B
watches

Slide 20 - Quizvraag

My father ____ in a supermarket.
A
is working
B
works

Slide 21 - Quizvraag

He ___ too much sugar in my coffee!
A
is always putting
B
always puts

Slide 22 - Quizvraag

Present Continuous:
She ___ for a big test. (to study)

Slide 23 - Open vraag

Present continuous:
They ___ with friends. (to chat)

Slide 24 - Open vraag

Present Continuous:
He ___ that stupid show again! (to watch)

Slide 25 - Open vraag

What is a relative clause?
Een betrekkelijke bijzin. 
Deze gebruik je als je extra info over iets of iemand wilt geven. 
Bijvoorbeeld:
Die laptop, die op tafel staat, is van de docent. 

Slide 26 - Tekstslide

Relative pronouns- bv
  • Verwijzen terug naar een eerder genoemd woord
  • Verbinden twee zinsdelen aan elkaar

Martin played Tennis with Sophie, who was slightly injured.





relative pronoun
Noa sold her phone, which was old and damaged.
relative pronoun

Slide 27 - Tekstslide

RELATIVE CLAUSES
IMPORTANT:
WHO: bij mensen
WHICH: bij dieren en dingen
THAT: bij personen, dieren en dingen (maar niet na een comma!)
WHOM: bij mensen na een voorzetsel
WHOSE: bij bezit (van wie/wiens)

Slide 28 - Tekstslide

Non-defining relative clauses
Non-defining relative clauses: extra informatie
  • Staan in het midden/einde van de zin
  • Begint en eindigt met een komma
  • Je mag GEEN "that" in plaats van "which"gebruiken





The Times, which is published in London, is a daily newspaper.


The Times is a daily newspaper.

Slide 29 - Tekstslide

Defining relative clauses
Defining relative clauses:  onmisbare informatie
  • Staan in het midden/einde van de zin
  • Je gebruikt geen komma's!




He is the doctor who helped my grandmother.


This is the airport where I lost my bag.

Slide 30 - Tekstslide

Welke RELATIVE CLAUSE past in deze zin:
I want to read the book........you gave me.
A
which, that , who
B
which, that, X
C
who, whose, whom
D
which, that

Slide 31 - Quizvraag

Welke RELATIVE CLAUSE past in deze zin:
The officer, ....... John told his story to, was nice
A
who, that
B
who, that, X
C
who,
D
which, that

Slide 32 - Quizvraag

We had spaghetti .... is my favourite meal, for dinner last night.
A
whom
B
whose
C
which
D
who

Slide 33 - Quizvraag

welke 2 betrekkelijke voornaamwoorden horen bij personen?
A
who and that
B
who and which
C
which and whom
D
whose and who

Slide 34 - Quizvraag

This is Mary, ...
is taking over my job when I leave.
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 35 - Quizvraag

The photocopier, ...
has a two-year guarantee, cost $2000.
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 36 - Quizvraag

He is the consultant ...
advice I rely on.
A
whose
B
who
C
that
D
whom

Slide 37 - Quizvraag

The people ...
were stopped at the border were all from Eastern Europe.
A
whose
B
which
C
that
D
whom

Slide 38 - Quizvraag

The boy ………... cat just died will stay at home today.
A
whom
B
which
C
whose
D
that

Slide 39 - Quizvraag

This is the woman .......
asked Tim for money yesterday.
A
who
B
which

Slide 40 - Quizvraag

Welcome!

Slide 41 - Tekstslide